dinsdag 28 mei 2024

 

dinsdag

28

mei

Drie liederen uit V přírodě op. 63 - Antonin Dvořák (1841-1904)

 

4. Vyběhla bříza běličká

 

Helderwit berkje rent door 't veld

als een geitje komt ze gesneld.

Ze haast zich naar de bomenrand

en roept: de lente is in 't land!

 

Helderwit berkje, marionet,

sierlijk gaat zij, slank en koket.

Siddering die haar bast omgeeft:

het bos, dat van verlangen beeft.

 

Trillende lucht, de lentefee

voert klank van fluit en vedel mee.

Overal bloesem, geurig en zoet,

het leven lacht je tegemoet.

 

Bomen, zij zijn getooid in groen,

feestelijk in hun beste doen.

Een nieuw seizoen, een nieuw geluid,

scheut, knop of twijgje, het loopt uit.

 

Kom, verre gasten, kom en weest

hartelijke welkom op dit feest.

Twee dagen is het aan de gang,

maar lente duurt een wereld lang.

 

 

tekst Vítěslav Hálek (1835-1874)

Vertaling: Christiaan Winter/Hanneke van Vliet





maandag 27 mei 2024

 

maandag

27

mei

Drie liederen uit V přírodě op. 63 - Antonin Dvořák (1841-1904)

 

3. Žitné pole

 

Velden tarwe, tarwevelden,

Zo uitbundig rijpt het graan!

Muzikanten zijn de pluimen

van de halmen die er staan.

 

Hoor het ritselen en ruisen:

zijdezachtjes suist de wind.

Warm en gul is de omhelzing

als de zon het koren mint.

 

Zoemend zweeft het bijtje

Dat een fladderende vlinder ziet.

Krekel laat zijn spotroep horen

maar de kwartel hoort hem niet.

 

Velden tarwe, tarwevelden

zo uitbundig rijpt het graan.

Ik ga zingen en mijn stem wil

met mijn ziel uit dansen gaan.

 

tekst Vítěslav Hálek (1835-1874)

Vertaling: Christiaan Winter/Hanneke van Vliet




zondag 26 mei 2024

 

zondag

26

mei

Drie liederen uit V přírodě op. 63 - Antonin Dvořák (1841-1904)

 

1. Napadly písně

 

Liederen vulden mijn gemoed,

Maar waarvandaan kan ik niet zeggen.

Het was als dauw die ongemerkt

De heuvelweiden kan bedekken.

Als ik die parels glimmen zie

dan voel ik mij weer jong en zuiver.

Is het van vreugde?

 

Ik bevat nog niet

waarom mijn ziel van huilen huivert.

Dauw wordt geboren uit de maan,

geen lied is in mijn ziel geborgen.

Stromen van tranen in de nacht

onstuitbaar is de nieuwe morgen.

 

tekst Vítěslav Hálek (1835-1874)

Vertaling: Christiaan Winter/Hanneke van Vliet