zaterdag 30 juni 2012


Zaterdag
30
Juni

De zomerwei des
ochtends vroeg.
En op een zuchtje
dat hem droeg
vliegt een geel
vlindertje voorbij.

Heer, had het
hierbij maar gelaten.


Vasalis (1909-1998)
Muurpoëzie op St.Janskerkhof in Den Bosch
 

vrijdag 29 juni 2012


Vrijdag
29
Juni

Numeri

En de kwallen traden aan en hun getal was zesduizend
En de badgasten liepen gillend langs het strand
Maar zij hadden gezondigd in het oog des heeren
En zij stierven ten getale van negenhonderdzestig
Tussen de brandende muren van zijn toorn

Ook regende het zwavel en pek op dien dag
Het gras verdorde onder onze voeten
En in het avondblad lazen wij:
GODS HAND TEISTERT TEXEL

Toen deden wij een gebed en aten een boterham minder.

J.H.Daams
'Numeri' in: C.J. Aarts en M.C. van Etten, Lachen mag van God. De verrassendste verzen uit de (a)religieuze poëzie. Amsterdam: Bert Bakker, 1997

Donderdag
28
Juni
De droevige geschiedenis van Pyramus en Thisbe  NAAR SPEENHOFF



Dit is het bloedig moordverhaal,
Van Pyramus en Thisbe,
De een een schone jongeling
Wiens ouwe heer in vis dee,
De andere, Miss Babylon,
De dochter van de buurman,
Bij wie hij op beperkte schaal
Des avonds door de muur kwam.

Die muur had namelijk een spleet;
Het ding zat er al jaren,
Want in die tijd had Babylon
Gebrek aan metselaren.
De Aziatische idee
Zo heette het, ging voor en
Ze werkten tegen wil en dank
Aan de mislukte toren.

De huisbaas schreef in spijkerschrift
(Hetgeen een hele toer was)
Een lang request waarin stond dat
Bij hem de muur ajour was,
Maar toen het aankwam op de plaats
Waar zo'n request moet wezen
Toen brak de spraakverwarring uit
En niemand kon het lezen.

Door deze spleet nu wurmde This-
be 's avonds hare lippen,
En Pyramus placht dan daaraan
Een poze lang te nippen.
Dat was misschien wel aardig, maar
Hoezeer zij ook genoten,
Toch waren beiden erop uit
Hun afzet te vergroten.

En Thisbe op een goeie dag
Sprak in het Babylonisch:
Die muur is toch maar niks gedaan,
Hij maakt mijn hele koon vies.
Je hebt gelijk, zei Pyramus,
Die muur dat is een vieze,
Vanmiddag bij het eten zat
De kalk nog in m'n kiezen.

Ik heb een plan, we gaan eruit,
We doen het clandestien, zus:
Achter het Wilhelminapark
Daar is het graf van Ninus.
Dat is een plekkie waar geeneen
Ons kan bespioneren;
Ik wil nou wel eens weten wat
We zonder muur presteren.

En zo begaven beiden zich
Met uitgedachte smoezen
Apart naar wijlen Ninus toe
Om daar te rendez-voezen,
Maar Thisbe, die het eerste kwam,
Werd bleek gelijk een lelie
Toen zij een leeuw trof, juist ontsnapt
Uit Barrenum en Bailey.

Die leeuw zat daar op Ninus' graf
En at wat eens een ree was;
Hij keek precies of in z'n maag
Nog plenty plaats voor twee was.
Het arme kind wist weliswaar
Het ondier te ontkomen,
Maar 't kostte haar d'r mantel die
Ze pas had laten stomen.

Toen nu de leeuw verdwenen was
Kwam Pyramus haar vrijer,
En las op het verscheurde flard
De naam van Brenninkmeyer.
Hij wist dat dit de firma was
Waar Thisbe vaste klant was
En snapte dus meteen wat of
Er met haar aan de hand was.

Zijn haren rezen overeind,
Zijn wangen werden sneeuwwit.
Hij sprak: Het heeft er alles van
Of Thisbe in een leeuw zit.
Ach waren we toch nog maar thuis,
Zelfs met de muur ertussen,
Want iemand binnen in een leeuw
Die laat zich lastig kussen.


Vaarwel mijn ouders, nimmermeer
Komt Pyramus uw zoon thuis;
Ik sla nu mijn penaten op
In huize Aïdoneus.
Hij trok daarop een slagersmes
En stak het in zijn baadje,
En zonk toen rochelend ineen
Op Thisbe's C & Aatje.

Toen Thisbe hem daar liggen vond,
Gij raadt het reeds, eilacie,
- De vrouw is van nature toch
Geneigd tot imitatie -
Trok zij het mes uit Pyramus
En stak het in haar sinus;
Toen lagen twee kadavers daar,
Nog afgezien van Ninus.

Moraal:
Dit drama leert ons iets omtrent
De ouderlijke plichten:
Men dient de gaten in zijn huis
Terstond te laten dichten.
Wie dit niet doet die brengt zichzelf
In vele ongemakken,
Dus hebt gij jonge dochters, laat
Er dan behang op plakken!


Kees Stip

woensdag 27 juni 2012


Woensdag
27
Juni

VIJF VIJF VIJF

In ons land zal de aarde niet snel beven
En houdt de zee, die rustig daalt en rijst
Zich buitendijks gewoonlijk braaf gedeisd;
Dus bent u maar wat blij om hier te leven.

Hier wordt u niet van huis en haard verdreven
En ongetwijfeld bent u nog het blijst
Omdat niet op een zwarte dodenlijst
De naam van wie u lief is staat geschreven.

Maar juist omdat u zich gelukkig prijst
Dat alles hier hetzelfde is gebleven
Bent u niet van een dure plicht ontheven:

Een hogere rechtvaardigheid vereist
Dat u het lot een wederdienst bewijst
En dat u dus met gulle hand zult geven.
Driek van Wissen
(6 januari 2005 n.a.v. de tsunami in ZO-Azië)

dinsdag 26 juni 2012


Dinsdag
26
Juni
Kastanjes

Als we de steen mogen geloven
Dan rust jij, Wim, vier lentes net,
Hier haast een halve eeuw al met
Je broertje Joris, dat van boven

Boem! Op je buikje werd geschoven
Als veels te groot verjaarspakket –
Geen toetertje deed rettettet,
Geen wimpeltje werd rondgewoven.

Er is sindsdien maar weinig leven
Behalve soms die doffe ploffen
Zo’n zes voet boven jullie bol.

Als jullie samen nu eens even
Naar buiten kwamen, zou je boffen:
Kastanjes, kerels! ’t Ligt hier vol!
Hendrik van Teylingen (1938-1998)
Uit: Optima 55, 1997

maandag 25 juni 2012


Maandag
25
Juni
Rondeel
Voor Cor

Zoveel doden vergaan in de wind.
Hun namen zijn al lang vergeten,
Hun daden zijn niet meer geweten.

Wie was hun lief, wie was hun kind?
Kort de tijd die hen was toegemeten.
Zoveel doden vergaan in de wind.

Hoe nietig is ieders levenslint?
De hartstocht, waarvan je was bezeten,
Het doel, dat moest worden gekweten.
Zoveel doden verwaaid op de wind.
Frans Woortmeijer



zondag 24 juni 2012

Zondag

24
Juni





I'm very well, thank you

There is simply nothing the matter with me
I’m as rudely healthy as I can be
I’ve got arthritis in both my knees
And when I talk, I talk with a wheeze
My pulse is weak and my blood is thin
But … I’m awfully well for the shape that I’m in

Sleep is denied me, night after night
But every morning I find I’m all right
My memory’s failing, my head is a spin
But I’m awfully well for the shape that I’m in

Old age is golden, I’ve oft heard it said
But sometimes I think as I get into bed
With my ears in a drawer, my teeth in a cup
My eyes on a table until I get up
Ere sleep overtakes me I say to myself
Is there anything else I could lay on the shelf

The moral is this, as my tale I unfold
That for you and for me who are now getting old
It’s better to say “I’m fine” with a grin
Than to let the folks witness the shape we are in

A man is not old when his hair goes grey
A man is not old when his teeth decay
He is ready for his long, long sleep
When his mind makes appointments which his body can’t keep

I get up each morning and dust off my wits
And pick up the paper and read the “obits”
If my name is still missing I know I’m not dead
So I finish my breakfast and go back to bed

Auteur onbekend
Favoriet gedicht van Prins Bernhard



Met mij gaat het goed, dank u

Met mij gaat het prima, met mij gaat het fijn,  
Ik ben zo gezond als ik zou willen zijn.
Al kraakt ook mijn knie, door arthritis geveld,
En is ’t met mijn luchtwegen matig gesteld.
Mijn bloed is te dun en mijn pols is te zwak,
Toch voel ik me goed en ik ben nog geen wrak.

De slaap wil niet komen, ik waak nacht na nacht,
Maar iedere ochtend voel ik nieuwe kracht.
M’n geheugen is matig, maar daaraan heb ik lak,
Want ik voel me vrij goed en ik ben nog geen  wrak.

Oud zijn is prachtig! Je hoort dat heel vaak,
Maar soms denk ik wel, voor ik in bed geraak:
(Mijn “oor” in het laadje, mijn tanden op sap,
Mijn “oog” in een koker, naast mij op de schap)
En voor ik in slaap val, denk ik dan steevast:
Welk deel van mijn lijf past nog meer in de kast?

De moraal van ’t verhaal, zoals boven vermeld
Is dat lieden waarmee het als mij is gesteld
Bepaald beter roepen: “’t Gaat goed!” met een lach,
Dan zich laten bekijken tot eenieders beklag.

Een man is niet oud als ie kaal is of grijs,
Ook een kunstgebit brengt hem niet gauw van de wijs.
Een man is pas klaar om zijn leven te staken
Als lichaam en geest elkaar niet langer raken.

‘k Ontwaak iedere ochtend en ik reinig mijn geest
En ik lees de annonces. Wie is er geweest?
Mijn naam komt niet voor, wéér een etmaal gered,
Dus ontbijt ik met smaak en keer terug naar mijn bed.

Frans Woortmeijer