donderdag 7 mei 2020


donderdag
7
mei
De eenzame

De oogen van den nacht staan voor het raam. 
Beneden draven paarden door de straat. 
De dingen zijn niet meer dan hunne naam. 
Ik ben niet meer dan een ontdaan gelaat. 

Het maanlicht zingt mijn bloed tot dansen wakker, 
En als ik dans, danst mijn schaduw met mij - 
Schaduw, mijn schaduw, mijn eenige makker: 
Wij dansen - zie, ik ben niet meer dan gij. 

Ik ben een stille man waar God mee speelt, 
Zoodat ik 't leven als een waanzin zie - 
Maar soms is alles schoon en alles goed: 

Ik sta voor 't raam, en hoor een melodie 
Die in me dringt en mijn hart bersten doet: 
Hoor hoe hiernaast een kind piano speelt -

Martinus Nijhoff (1894-1953)





woensdag 6 mei 2020


woensdag
6
mei

Het carillon

Ik zag de mensen in de straten,
hun armoe en hun grauw gezicht, –
toen streek er over de gelaten
een luisteren, een vleug van licht.


Want boven in de klokkentoren
na ’t donker-bronzen urenslaan
ving, over heel de stad te horen,
de beiaardier te spelen aan.


Valerius: – een statig zingen
waarin de zware klok bewoog,
doorstrooid van lichter sprankelingen,
‘Wij slaan het oog tot U omhoog.’


En één tussen de naamloos velen,
gedrongen aan de huizenkant
stond ik te luistr’ren naar dit spelen
dat zong van mijn geschonden land.


Dit sprakeloze samenkomen
en Hollands licht over de stad –
Nooit heb ik wat ons werd ontnomen
zo bitter, bitter liefgehad.



Oorlogsjaar 1941
Ida Gerhardt (1905-1997)

maandag 4 mei 2020


maandag
4
mei

Wat bleef

Een voor een gingen de dingen op vakantie.
Auto’s groeiden vast aan het asfalt,
winkelcentra raakten leeg.

De dagen van de week losten op.
We leefden verder in maanden
die vervaagden tot seizoenen.

De tuin groeide op tot een jungle
uit gewassen die we hadden geplant
toen alles nog open was.

Soms waren we bang, maar bang blijf je
geen leven lang. We maakten ruimte, stap
na stap liepen we achteruit naar de zijlijn.

Wat bleef: een kleinere wereld om te bewonen,
een hemel vol vogels en sterren, het geluk
van wie bestaat om te bestaan.


Ingmar Heytze (1970)