woensdag 18 oktober 2017

Woensdag
18
oktober

Kunegonde van Heesewick

Als d’ herfst in Brabant hei en bosch verblauwt
en ’t triestig over heel de wereld is,
de sloot verroest, de smuik waast in het lis,
de zon neerslachtig door de pepels grauwt,

dan schimt er een kasteel daár, doodsbenauwd…
Een gloed smeult laat in elke vensternis,
een spuwer druipt zwart water in ’t vernis
der gracht; mosgroene leeuw de poort beklauwt.

Men huivert, grafstil is ’t; een knorr’ge weerhaan schraaft
en rosse muggen weemlen doelloos op de gracht;
geen oude slotheer sloft langs gaanderij en zaal…

Tot daar opeens aan ’t torenraam weemoedig lacht
het bleek gelaat van Kunegonde, schoon-begaafd,
die met haar sluier wuift tot Gallo, haar gemaal
.



Karel van den Oever (1879-1926)
uit: Verzen uit oorlogstijd (1919)

zondag 15 oktober 2017

Zondag
15
oktober

De dikste kloostermuren zijn bezeten
En spitsen de ooren naar ons veil rumoer,
Ik ben op u, gij zijt op mij gebeten.
Ik ben de duivel, en gij zijt moer!

Mijn liefde heb ik aan uw val gemeten.
Ik sla de maat voor een soldatenhoer.
De dikste kloostermuren zijn bezeten
En spuwen kruis en krans en kralensnoer.

Hoe vaak hebt gij mij ’t zangersfeest verweten
Komaan, ‘k verkoop u aan een heerenboer
Die met twee gouden hammen heeft ontbeten!

Ontucht’ge padden spieden door de reten
Naar de geliefde van een troubadour
De dikste kloostermuren zijn bezeten!

Simon Vestdijk (1898-1971)

uit: Gestelsche liederen (1949)