donderdag 2 januari 2014

Donderdag
3
januari

Code d'Honneur

Bezie de kinderen niet te klein:
Zij moeten veel verdragen - 
eenzaamheid, angsten, groeiens pijn
en, onverhoeds, de slagen.
 
Bezie de kinderen niet te klein:
Hun eerlijkheid blijft vragen,
of gij niet haast uzelf durft zijn.
Dàn kunt ge 't met hen wagen.
 
Laat uw comedie op de gang
- zij weten 't immers tòch al lang! -
Ken in uzelf het kwade.
 
Heb eerbied voor wat leeft en groeit,
zorg dat ge het niet smet of knoeit. -
Dan schenk' u God genade.


(Uit: Sonnetten van een leraar, Assen 1951)
Ida Gerhard


zondag 29 december 2013



Zondag

29

December

Nieuwjaars-Lied

Op de wijze: “God zal mij zijn aanzicht tonen” uit Schutte
  • Uren, dagen, maanden, jaren,
  • Vliegen als een schaduw heên.
  • Ach! wij vinden, waar wij staren,
  • Niets bestendigs hier beneên!
  • Op den weg, dien wij betreden,
  • Staat geen voetstap, die beklijft:
  • Al het heden wordt voorleden,
  • Schoon 't ons toegerekend blijft!
  •  
  • Voorgeslachten kwijnden henen,
  • En wij bloeien op hun graf;
  • Ras zal 't nakroost ons bewenen.
  • 't Mensdom valt als blaadren af.
  • 't Stof, door eeuwen zaamgelezen,
  • Houdt het zelfde graf bewaard.
  • Buiten U, o eeuwig Wezen!
  • Ach! wat was de mens op aard'!
  •  
  • Maar door U aan 't niet onttogen,
  • Liet uw gunst hem niet alleen.
  • Godlijk Licht omscheen zijne ogen,
  • En zijn nietigheid verdween.
  • Onder uw genadeleiding
  • Wordt hem deze levensbaan
  • Slechts ontwikkeling, voorbereiding
  • Tot een eindeloos bestaan.
  •  
  • Dat de tijd hier 't al verover',
  • Aan geen tijdperk hangt mijn lot.
  • Gij, Gij blijft mij altijd over,
  • Gij blijft eindeloos mijn God.
  • Wel een ramp mij hier ook nader,
  • 'k Vind in U mijn rustpunt weêr.
  • Gij blijft in uw' Zoon mijn Vader,
  • Wat verander', wat verkeer'.
  •  
  • Vader, onder al mijn noden,
  • Vader, onder heil en straf,
  • Vader, ook in 't rijk der doden,
  • Vader, ook in 't zwijgend graf.
  • Waar ik ooit verandring schouwe,
  • Gij, o God, houdt eeuwig stand.
  • Ook op mijn stof rust op uw trouwe,
  • Sluimert in uw vaderhand!
  •  
  • Snelt dan, jaren, snelt vrij henen
  • Met uw blijdschap en verdriet.
  • Welk een ramp ik moog bewenen,
  • God, mijn God, verandert niet.
  • Blijft mij alles hier begeven;
  • Voortgeleid door zijne hand,
  • Schouw ik uit dit nietig leven
  • In mijn eeuwig Vaderland.
Uit: Proeve van eenige gezangen, 1805.
Rhijnvis Feith (1753-1824)