woensdag 24 juli 2019


woensdag
24
juli

Wasdag

Een koude dag in Krimpen aan den IJssel
Een maandag, want de was was al gedaan
Het linnengoed was strak en hard van stijfsel
Katoenen hemden, wit gelijk een zwaan

Een maandag want de was was al gedaan
De eerste dag van deze nieuwe week
Katoenen hemden, wit gelijk een zwaan
De lakens lagen op de oude bleek

De eerste dag van deze nieuwe week
Een Moeder stond de bedstee te verschonen
De lakens lagen op de oude bleek
Corné de trouwe melkman kon zo komen

Een Moeder stond de bedstee te verschonen
Zo blozend als een jonge schuwe maagd
Corné de trouwe melkman kon zo komen.
(dit bloesje was wellicht iets te gewaagd?)

Zo blozend als een jonge schuwe maagd,
ging zij een bakkie verse koffie zetten.
(dit bloesje was wellicht iets te gewaagd)
Ze moest goed op de melk blijven letten

Ging zij een bakkie verse koffie zetten?
Zo lang zou hij toch ook niet kunnen blijven
Ze moest goed op de melk blijven letten,
gezien de roddel van die oude wijven

Zo lang zou hij toch ook niet kunnen blijven,
Misschien lukt’t direct de eerste keer
Gezien de roddel van die oude wijven,
Ze wilde liever na vandaag niet meer

Misschien lukt’t direct de eerste keer
De laatste keer was ze heel spoedig zwanger
Ze wilde liever na vandaag niet meer
Maar nu duurt het misschien een beetje langer

De laatste keer was ze heel spoedig zwanger.
Ze staarde naar de lijn met drogend goed
Maar nu duurt het misschien een beetje langer.
Zolang haar echtgenoot maar niets vermoedt

Ze staarde naar de lijn met drogend goed
Het linnengoed was strak en hard van stijfsel
Zolang haar echtgenoot maar niets vermoedt
Een koude dag in Krimpen aan den IJssel

Job A.Gorree

dinsdag 23 juli 2019


dinsdag
23
juli

Statig bloeit het
Madeliefje
Witte parel
In het gras

Rats, daar gaat de
Maaimachine
Waar de bloem
Zo-even was
Bert van den Helder



maandag 22 juli 2019


maandag
22
juli

Het kleine dorp

Laat ik u schrijven, vriend, hoe zalig stil
Het dorpjen is waar ik nu woon, gevlucht
Voor schrille stad en havenend gerucht,
Heelend mijn ziel en mijn verwoesten wil.

't Heeft weinig huizen rond een oude toren,
Om ieder huis een mildbloeiende heg,
Geen luide straat, maar smallen zachten weg
Van zand waarin geen stappen zijn te hooren.

De school is kleiner dan ons steedsche huis,
Van alle kindren ken ik stem en oogen,
In alle woningen voel ik mij thuis.

En van het duin gezien, het zonnige-hooge,
Ligt het klein dorp zoo zonnekleurig dat
Ik met Ă©Ă©n blik van liefde het omvat.


Jacob Israël de Haan (1881-1924)
uit: Liederen (1917)