woensdag 21 oktober 2020

 

woensdag

21

oktober

LUCHT & LEEGTE


Ik heb het zelf uitvoerig onderzocht
Dit lijkt toch wel de kern van ons bestaan
Er is een tijd van komen en van gaan
Het leven is een trage pelgrimstocht

Zelfs al bekijk je het van elke kant
Je hebt je eigen lot niet in de hand

I
Je hebt je eigen lot niet in de hand
De aarde blijft maar om de zon heen draaien
Er is niets nieuws, de wind zal altijd waaien
En waaiend vult de leegte heel het land

Zo zit een mens voortdurend op de tocht
Ik heb het zelf uitvoerig onderzocht

II
Ik heb het zelf uitvoerig onderzocht
Vermeerderde mijn wijsheid en mijn spullen
Maar niets dat ooit de leegte echt kon vullen
Al had ik alle winkels leeggekocht

Want alles is bestemd om te vergaan
Dit lijkt toch wel de kern van ons bestaan

III
Dit lijkt toch wel de kern van ons bestaan
Voor elk gebeuren zijn er vaste tijden
Dat geldt voor vreugde en dat geldt voor lijden
Voor spreken en voor zwijgen, lach en traan

Hoe tragisch ook, je kunt er wel op aan:
Er is een tijd van komen en van gaan

IV
Er is een tijd van komen en van gaan
Maar om dat hele eind alleen te lopen
Is ook zo wat, je kunt maar beter hopen
Dat iemand deel wil zijn van jouw bestaan

Dus: warme, sterke reisgezel gezocht
Het leven is een trage pelgrimstocht

V
Het leven is een trage pelgrimstocht
Waarin een mens voortdurend loopt te zwoegen
En - zag ik - vaak voor andermans genoegen
Het recht wordt krom na elke nieuwe bocht

't Is lucht en leegte, wat je pad omrandt
Zelfs al bekijk je het van elke kant

VI
Zelfs al bekijk je het van elke kant
Je kunt je levensloop niet zelf besturen
Maar denk niet: 'Ach, het zal mijn tijd wel duren'
Je zou het eerste schip niet zijn dat strandt

Geniet verstandig: leef vol liefde, want
Je hebt je eigen lot niet in de hand

 

Christiaan Abbing




maandag 19 oktober 2020

 

maandag

19

oktober

 

Prijs niet zalig den man, welke in paleizen woont;
wien een prachtige troon draagt; die den machtigen
schepter zwaait over landen;
wien millioenen hun hulde biên.

Neen! paleizen, o mensch! schutten de lagen niet
van den dood. Tot den troon dringen de dolken door:
hij stort neêr, die den schepter
zwaait, millioenen verheugen zig!

Ach! der koningen lot is niet bekorelijk;
want paleizen bewoont zelden de liefde: wen
eens een  vorst eenen vriend heeft,
dan verwondren de volken zig.



Anthony van der Woordt (1769-1794)