zaterdag 1 juni 2019


zaterdag
1
juni

Gij leest vanavond niet: Veiligheidsraad
ging machteloos uiteen. Jan Smuts verslagen.
Strijd in Gemeenteraad van ‘s-Gravenhage.
Meisje raakt onder tram in Weimarstraat.

Gij leest het niet en deze avond slaat
úw hart niet luider dan de andere dagen
om: Massagraf ontdekt; Acute vragen;
Onthullingen Gevlucht Russisch Soldaat.


Gij leest dit niet, geen krant verstoort uw vrede:
er staat geen mene tekel aan uw muur,
gij zijt uzelf, ge slaat uw ogen neder.


O moeder, denk ik in het nachtelijk uur,
schreiend om: Strijd in Israël. Gaat Zweden
bewapenen? Het grote avontuur.


Michel van der Plas (1927-2013)
uit: Going my way (1949)



woensdag 29 mei 2019


woensdag
29
mei

De zoon, zo dierbaar, die hem alles deed vergeten,
is op een blanken morgen voor zijn vaer gezeten,
wanend zich onbespied, terwijl hij lachend leest
— aandachtige ogen onder licht-geheven brauwen,
de mond zacht open — in een boek vol geest.
Zie, sierlijk als bij eedle vrouwen
stoomt heel zijn gouden haar met ronde krullen af
en de baret is niet op ’t hoofd, zij wil omzweven,
half bij den nek, half tot een donker aureool,
den jongeling, die — zo kort aan ’t bitter graf —
verkeert met de gedroomde volheid van het leven.

De vader zag het aan, zijn moede hand ging trillen,
want hij wist veel te goed, dat niet te leven willen
het leven geeft, maar dat de geest almachtig leven breekt
en schept naar een verborgen wet, op ieder uur.
Hij heeft aan mensen nimmer blijvend kunnen hechten.
Bedriegers, snel verradend, of den langen duur
uitkiezend voor hun spel en zinneloze vechten,
maken den kostprijs hoog, bij armelijk profijt.
Slechts deze zoon, in lust niet, maar in smart gewonnen,
verweesd, gekoesterd door d’aanhankelijke meid
die soms het leger deelt en ’t huis gedwee bestiert
des sombren mans, bracht aan de diepe bronnen
der aardsheid wie zo hoog de dromen viert.

Jonkvrouwlijk is de knaap, zijn oogleên liggen neder
als duiven in het nest, de handen gaan tè teder,
die leest is niet meer van een kind dat blijft.
En Rembrandt stroomt zo vol van al de zachte krachten,
dat zijn penseel de ruige plank beschrijft
als had hij nimmer in de dagen en de nachten
het zware lot vervloekt, de angst die hem doorkliefde
waar hij die broosheid zag en Doods vermanend wenken.
Nu moet hij zelf het allertederst’ schenken:
het vlees verkeert in geest, de verf is vaderliefde.

Jan Engelman (1900-1972)



dinsdag 28 mei 2019




dinsdag
28
mei

De polder

Uit het weerbarstig water moeizaam opgewrongen,
door een verbeten wil tot aardklomp saamgeklauwd,
ligt in de ranke omraming van ’t rechthoekig hout
de polder. In de hoeven, mensenschuw, gedwongen

in ’t hartbeklemmend juk der mateloze eenzaamheid:
staalharde levens, als kristallen afgezet
door de getemde grond; gericht naar oude wet,
rechtzinnig, karig van gebaar en woord; geheid

in onwrikbaar geloof, vergroeid met vee en goed
en met de eeuw’ge waarden vast en vroed verweven.
Een diep rechtschapen ras: in zijn eenzelvig streven
de macht’ge wortelstok, waar zich een volk uit voedt.

Truus Gerhardt (1899-1960)
uit: Laagland (1937)




maandag 27 mei 2019


maandag
27
mei

Psalm 1

De man die gekozen heeft

Zalig de mens die met
Zondaars geen omgang heeft
En bij de spotters
Geen vreugde bekent,

Kiest voor de wet en zijn
Veelgelukzaligheid,
Fier als een boom, dragend
Appel of krent.

Wee dan de bozen. Zij
Zijn het verwaaide kaf.
Wind waait het weg
Ieder spoor gaat teloor.

Zie, onze Heer kent de
Superrechtvaardigen.
Maar wee de bozen! Daar
Gaat Hij niet voor!
Frans Woortmeijer