dinsdag 24 december 2019


dinsdag
24
december




Het kerstkribje 

De vlammen stonden bevend en bedeesd
te branden in de kerstboom, en daaronder
eerbiedig aangetreden om het wonder
de ezel en de os, het brave beest.
En Jozef ook, misschien het allermeest
verwonderd over wat er met en zonder
hem was gebeurd, maar blozender, haast blonder
en blijer dan hij ooit nog was geweest.

Maria in Mariablauw en wit,
de wijzen uit het oosten met geschenken.
zou iemand aan iets lelijks kunnen denken
bij zoveel moois en liefelijks als dit?
Er blonk een ster. Herodes was te vroeg.
Het kindje had nog heel wat voor de boeg.


Kees Stip (1913-2001) 
uit: 'Au! De rozen bloeien;
sonnetten van bedreigd geluk',




zondag 22 december 2019


zondag
22
december


De biecht

’t Werd Paschen; alles ging ter biecht,
In, ‘k weet niet welke, stad;
Waar Pater, ‘k weet niet wie, den trek
Der meeste Meisjes had.


‘Mijn Vader’ hief Thereesjen aan
‘Ik draag nu ’t haar gekapt,
En heb mij sedert, dag aan dag,
Op de eigen fout betrapt.


‘k Hoor overal hoe schoon ik ben!
Dit brengt mijn hoofd op hol;
’t Weêrstond den hoogmoed vruchteloos,
En draait mij als een tol.’


‘“Foei, foei! Maar, zeg eens: bent ge rijk?”’
‘Och neen; als ieder weet.
Mijn jonger zuster is ’t alléén;
Die erfde van haar Peet.’


‘“Wel nu, zoo heb geen zorgen meer:
Uw hoogmoed zal vergaan,
Wanneer men om uw Zuster komt,
En U, schoon Kind, laat staan.”’



A.C.W. Staring (1767-1840)
uit: Nieuwe gedichten (1827)



vrijdag 20 december 2019


vrijdag
20
december


Lotgenoten,

Ons gaan is een komen
Ons komen een gaan

De zin van het leven
is dat we vergaan

De wereld van iedereen
Niemand de baas

Het heden is eeuwig
Alles is waar

God of Jehova
Allah Jahweh

De één is de ander
De ander de één

Ontsteekt uw geweten
Kijkt om u heen

Het lot dat we delen
laat niemand alleen


Jules Deelder (1944-2019)
uit: Ruisch (2011)



dinsdag 17 december 2019


dinsdag
17
december

Van op de hooge brug

Van op de hooge brug onder den kroonlantaren,

is alles, nu gezien, zoo anders dan het was
toen wij den tragen avond gingen tegenvaren,
of spraakloos onder de elze zaten in het gras.


De Leie en lijkt ons maar een landelijk rivierken,

een wandelende streep, en wat traag water toe,
met aan iederen draai een waaiend populierken,
een half-verdronken ponte, een schilder en een koe.


Hier langs de straten is ’t zoo triestig en het regent.

Maar ginder is de nieuwe maan al opgestaan.
Waarom nu elk van u de Leie niet gezegend?
Meneer van de Woestijne heeft het vóórgedaan.


Of wist ge ’t niet: dat Jezus ’t veer kwam overzetten,

(de lelie drijft, alwaar zijn riemslag heeft verpoosd),
en dat men tot zijn glorie, onder de gloriëtten,
des Zondags aan een matig prijsken paling roost?



Richard Minne (1891-1965)
uit: In den zoeten inval (1927)

maandag 16 december 2019


maandag
16
december

Internationale treinen

Laat vrije baan aan de internationale treinen:
zij schonken ’t zelf-vertrouwen weer aan een geslacht,
dat kroop in ossewagens en in palankijnen,
en nu aan 140 ijlt doorheen den nacht.


In de internationale treinen wordt geboren
de broederschap, die men bij pond en dollar meet,
Armstrong en Vickers, de trust van ’t koren,
de nieuwe nationaliteiten waar niemand van weet.


Laat vrije baan aan de internationale treinen:
zij schuiven de toekomst open als gordijnen,
en brengen ons reukwerk, guano en schoenen,
den Volkenbond en appels voor citroenen.



Richard Minne (1891-1965)
uit: In den zoeten inval (1927)



donderdag 5 december 2019


donderdag
5
december

Sint Nicolaas 1938


Weer doen wij ons aan marsepein tegoed:
al ligt de wereld machteloos te bloeden,
God zal òns feest, òns Neerland wel behoeden.
o, Sinterklaas, wij waren braaf en zoet!


Verstop de krant, die riekt naar rook en bloed:
nòg walmt de puinhoop, nòg zwiept ginds de roede
en striemt den Jood; wij kunnen 't niet verhoeden...
o, speculaas, o, marsepein, zo zoet!


Vanavond deert ons vluchteling noch beul,
wij zoeken slechts bij koek en snoepgoed heul,
en lezen, voor 't naar bed gaan, 't woord des Heren,


dat ons, als steeds, weer ernstig stemt en sticht,
maar verder vrijlaat en tot niets verplicht
zolang wij koek en snoepgoed niet ontberen.


A. Marja (1917-1964)




vrijdag
6
december


Schuld en boete

Mij pa voorzag het einde van de tijden
Wanneer de mensheid het geloof verlaat
Mijn zoon denkt dat veranderend klimaat
Ons allen naar de ondergang zal leiden

En ik, gesandwicht tussen straks en toen
Ben bijna een expert in boete doen

Otto van Gelder

dinsdag 3 december 2019


dinsdag
3
december

Rondeel


Ik neem geen afscheid van de dingen
Maar alles neemt afscheid van mij,
De wereld laat mij hulploos – vrij
En wischt zich uit tot schemeringen.

Soms hoor ik een wegstervend zingen,

Soms wiekt een vogel schuw voorbij;
Ik neem geen afscheid van de dingen
Maar alles neemt afscheid van mij.


Verlaten van herinneringen

Wacht ik in een onzichtb’re rij
Mijn beurt; daar is geen slavernij,
Geen ongeduld, geen samendringen
En zelfs geen afscheid van de dingen.



H.W.J.M. Keuls (1883-1968)



maandag 2 december 2019


maandag
2
december

Rondeel

Verlos ons van den droom die leven heet,
Waarin men schuifelt op vermoeide voeten,
Ofwel zich haast naar een verbeeld ontmoeten
En even later zich weer eenzaam weet;
Waar kind’ren reeds boosaardig zijn en wreed
En zachte dieren zich verbergen moeten;
Verlos ons van den droom die leven heet:


O Gij, de duist’re bron van alle leed!
Wordt Gij verzaad door de eindelooze stoeten
Van sterv’lingen die voor uw schepping boeten?
Of zijt Ge zelf een droom dien men vergeet,
Een droom binnen den droom die leven heet?



H.W.J.M. Keuls (1883-1968)



maandag 25 november 2019


maandag
25
november

Le carezze stravaganti di Checha Biancona

't Is niet om haer brand te blussen,
Dat mijn Kind mijn fluyt gaet kussen;
'tSpijsden noyt haer geyl gebrek,
Dat sy my beet in de nek.
Sy en neygden noyt haer lippen
Na den huys-raed van mijn slippen,
Slechts om 't soenen van de mast,
Die op haren koker past.
Neen sy wil wat anders smaken,
Neen mijn Kind wil note kraken:
Om de minne van de smeer
Likt de Kat de kandeleer.


Matthijs van der Merwede (1625-1677)
uit: Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen (1651)



zondag 17 november 2019


zondag
17
november

Burger King

Was er een tijd dat ik hier boven stond,

mijn mond vol Proust en Bloem, mij hoor je niet,
niet meer. Wat heeft het nog voor zin om in
een taal te denken die geen tanden heeft?
Ik sta alleen. Mijn woorden zijn naar god.


Dus slof ik door de leeszaal van de straat

en blader maar wat door de Burger King,
gewoon, omdat ik leef, omdat ik hopeloos
eenvoudig eet en straks vanzelf vertrek.
– Als deze wanhoop ons Walhalla is,


als hier het echte leven staat te lezen,

mij best, ik zag genoeg. In dit verhaal
betaal je met jezelf, niet eens bedroefd,
eerder verbaasd dat alles wat zo laag
en lelijk is zo sterk en stevig staat.


Menno Wigman (1966-2018)
uit: Zwart als kaviaar (2001)

zaterdag 16 november 2019


zaterdag
16
november

De jaren zestig

De jaren zestig en de dingen die je deed
en die je laten ging omdat ze niet meer hoorden,
de zwarte kousen net zoals de witte boorden,
want de liefde en de vrijheid ging in spijkerpak gekleed
in de tijd dat Gerard Reve nog een ezeltje bereed
en dat Johnson Vietnamezen liet vermoorden
en er waren zoveel mooie nieuwe woorden:
mescaline, meditatie,
happening en demonstratie,
rode bloemen van de natie
waren wij...
De jaren zestig,
de idealen kwamen vrij.

De jaren zestig en de dromen die je had
en door die dromen werden steeds meer mensen wakker,
een goeie vriend werd nu een kameraad, een makker,
die precies als jij uit overtuiging op de tramrails zat
en met wie je achteraf je zelfgebakken hasjcake at,
want de nieuwe mens was ook een warme bakker
en Den Uyl was hoogstens nog een volksverlakker.
Want het ging niet om de centen,
Koosje Koster deelde krenten
en je haatte de regenten
als de pest...
De jaren zestig,
van poëzie en van protest.

De jaren zestig en de toekomst die je zag
en die je hoorde in de stem van nieuwe leiders,
met Roel van Duyn en Rudi Dutschke als bevrijders
van consumptie en conventie en confessioneel gezag.
Toen je leerde te begrijpen waar het allemaal aan lag
in de roes van allerlei pupilverwijders
met de makkelijke kijk van motorrijders.
En Bob Dylan die verwoordde
wat met je gevoelens spoorde,
bij je lange haren hoorde
en je huid...
De jaren zestig,
een nieuwe lente van geluid.

De jaren zestig en wat kwam ervan terecht?
Misschien niet veel als je het kritisch gaat beschouwen,
want mensen kunnen niet zo lang van elkaar houên
en een aantal wil niet beter of gewoon alleen maar slecht.
Steeds meer medestrijders staakten met de jaren het gevecht,
gingen aan de dope of carrières bouwen
en de meesten gingen toch tenslotte trouwen.
En zo eindigde het wonder
en soms lijd je daar nog onder,
maar het was en blijft bijzonder,
wonderschoon...
De jaren zestig,
maar hoe vertel ik het mijn zoon?


Jan Boerstoel (1944)