zaterdag 5 januari 2013


Zaterdag
5
Januari

De pruimeboom

Eene vertelling ¹
Jantje zag eens pruimen hangen, 
O! als eijeren zo groot. 
't Scheen, dat Jantje wou gaan plukken, 
Schoon zijn vader 't hem verbood. 
Hier is, zei hij, noch mijn vader, 
Noch de tuinman, die het ziet: 
Aan een boom, zo vol geladen, 
mist men vijf zes pruimen niet. 
Maar ik wil gehoorzaam wezen, 
En niet plukken: ik loop heen. 
Zou ik, om een hand vol pruimen, 
Ongehoorzaam wezen? Neen.
 
Voord ging Jantje: maar zijn vader, 
Die hem stil beluisterd had, 
Kwam hem in het loopen tegen, 
Voor aan op het middelpad. 
Kom mijn Jantje! zei de vader, 
Kom mijn kleine hartedief! 
Nu zal ik u pruimen plukken; 
Nu heeft vader Jantje lief. 
Daarop ging Papa aan 't schudden 
Jantje raapte schielijk op; 
Jantje kreeg zijn hoed vol pruimen, 
En liep heen op een galop.
Hiëronymus van Alphen (1746 - 1803) 
[ Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen , 1779 ]

vrijdag 4 januari 2013


Vrijdag
4
Januari

Vrede.


Schoon is het gout het schoonste der metalen,
Schoon t'alebast, en t'luchtige crystal,
Schoon is het licht wanneer de son gaet dalen,
Schoon t'elpenbeen, en t'rosenroot coral,
Schoon is de mey met bloemen sonder tal,
Schoon is de Seeg' met haer becranste sweerden,
Maer, die de croon moet dragen boven al,
Schoon is de vree de schoonste opder eerden.

Jacobus Revius (1586-1658)

donderdag 3 januari 2013


Donderdag
3
Januari

Aan Klorimene

Toen ik u lestmaal, by de lelien en rozen;
Zo helder pronken zag, en met zo purpren bloos,
Zo dacht my, dat uit spyt de roos verbleekte in 't bloozen,
En dat met een uit schaemt' de lelie wierd een roos.

Zo doet uw schoone verf de roos en lelie duiken,
En maakt dat in uw hof, uit hartzeer en verdriet,
De bloemen altemaal verdorren op hun struiken,
Omdat men schoonder bloem op uwe kaken ziet.

woensdag 2 januari 2013


Woensdag
2
Januari

Bruin boven blond

Ruilt nooit uw verf, bevallige Bruinetten,
Voor blanke kleur of blonde kuif.
De roos verbleekt voor bruine violetten,
De witte wijkt de purpren druif.
De bloesemknop, zo teêr, zo ligt verstooven,
Zwigt voor de rijper kers in geur.
De staatige eik, hoe bruin van verw, praalt boven
De taaije wilgen, wit van kleur.
Al wat natuur poogt kragten bij te zetten,
Huldt ze altoos met een bruine huif.
Ruilt nooit uw verf, bevallige Bruinetten,
Voor blanke kleur of blonde kuif.

Elisabeth Koolaart-Hoofman (1664-1736)



Blond boven Bruin

Tegenstuk van Jufvrouw Koollaart's Bruin boven blond
Ruilt nooit uw zachte kleur, bekorelijke Blonden!
Voor verw of bruine kuif;
De lof der bleeke roos klinkt toch uit duizend monden,
En zoet is 't blinkend sap der muskadelledruif;
De zachte perzik is het sieraad van de hoven,
Zij wint het van de kers in geur;
De lommerrijke linde, in blonden tooi, praalt boven
Den hagedoren, bruin van kleur.
Natuur hult all' wat schoon, beminlijk wordt gevonden,
Steeds met een zachte en blonde huif. -
Ruilt nooit uw blanke kleur, bekorelijke Blonden!
Voor hande verw of bruine kuif..
H.A. Spandaw (1777-1855)

dinsdag 1 januari 2013


Dinsdag
1
Januari

Nieuwjaars-Lied



Rhi


Uren, dagen, maanden, jaren,
Vliegen als een schaduw heen.
Ach! wij vinden, waar wij staren,
Niets bestendigs hier beneên!
Op de weg, die wij betreden,
Staat geen voetstap, die beklijft:
Al het heden wordt verleden,
Schoon 't ons toegerekend blijft!

Voorgeslachten kwijnden henen,
En wij bloeien op hun graf;
Ras zal 't nakroost ons bewenen.
't Mensdom valt als blaadren af.
't Stof, door eeuwen saamgelezen,
Houdt hetzelfde graf bewaard.
Buiten U, o eeuwig Wezen!
Ach! wat was de mens op aard'!

Maar door U aan 't niet onttogen,
Liet uw gunst hem niet alleen.
Godlijk Licht omscheen zijne ogen,
En zijn nietigheid verdween.
Onder uw genadeleiding
Wordt hem deze levensbaan
Slechts ontwikkeling, voorbereiding
Tot een eindeloos bestaan.

Dat de tijd hier 't al verover',
Aan geen tijdperk hangt mijn lot.
Gij, Gij blijft mij altijd over,
Gij blijft eindeloos mijn God.
Wel een ramp mij hier ook nader,
'k Vind in U mijn rustpunt weer.
Gij blijft in uw' Zoon mijn Vader,
Wat verander', wat verkeer'.

Vader, onder al mijn noden,
Vader, onder heil en straf,
Vader, ook in 't rijk der doden,
Vader, ook in 't zwijgend graf.
Waar ik ooit verandring schouwe,
Gij, o God, houdt eeuwig stand.
Ook op mijn stof rust op uw trouwe,
Sluimert in uw vaderhand!


Snel dan, jaren, snel vrij henen
Met uw blijdschap en verdriet.
Welk een ramp ik moog bewenen,
God, mijn God, verandert niet.
Blijft mij alles hier begeven;
Voortgeleid door zijne hand,
Schouw ik uit dit nietig leven
In mijn eeuwig Vaderland.

Rhijnvis Feith (1733-1824)
Proeve van eenige gezangen (1805)




maandag 31 december 2012


Maandag
31
December

Er zijn er
Die rotsvast
In kabouters geloven.

Moet kunnen,
Vind ik.
Als god mag,
Dan kabouters ook

Wat is god
Trouwens anders
Dan een grote kabouter?

Men moet geloven
Wat men niet laten kan.

Voor mijn part
Aan god en kabouters tegelijk.
Als ik maar niet hoef,
Als ze mij maar met rust laten.

Jules Deelder
Boekenweek 1997

zondag 30 december 2012


Zondag
30
December

Geloof me toch, als ik van hier
Verdwijn, maakt het niets uit.
Straks bloeit weer de jasmijn en
Geurt de kamperfoelie.
Erger zou het wezen,
Als zij verdwenen waren,
En ik er nog zou zijn.

Hugo Pos (1913-2000)