dinsdag 10 november 2015

Dinsdag

10
November


Mensen met koffers gaan over de wereld,
van oorlog naar vrede, van honger naar brood.
Vaak zijn ze niet welkom, dan moeten ze terug;
van voedsel naar honger, van leven naar dood.

Mensen met koffers, ze reizen per vliegtuig,
ze reizen per ezel, per trein of per vlot.
Ze vluchten voor machthebbers en hun soldaten,
voor beul of tiran, of een andere God.

De geur van het gras
dat je grootmoeder maaide,
het wuivende graan
dat je vader eens zaaide.

Het kleine verdriet
dat je moeder steeds suste,
heur haar dat zo kriebelde
als ze je kuste.

Dat alles was thuis
dat alles en meer.
Dat alles, dat alles,
dat alles nooit weer.

Mensen met koffers gaan over de wereld.
Altijd op de vlucht naar de volgende grens
Ze vluchten voor tovenaars, reuzen en heksen,
voor duivel en draai – die vermomd gaan als mens.

Sjoerd Kuyper

uit: Alleen mijn verhalen neem ik mee

zondag 8 november 2015

Zondag


8
November

't Weldadige geldleenen


‘'k Leen gaarne d'arme die in nood is.’ - Gy doet wel;
Maar, vriend-lief, wees dan ook in 't manen niet zoo fel. -
‘Met recht vraagt hy die 't gaf, het uitgeleende weder.’ -
Zoo is 't; maar als die 't leent niet wedergeven kan,
Is 't wedervergen van die geldschuld nog veel wreeder
Dan of 't geweigerd ware, en 't hart verscheurt daar van.
Ach, Christen, geef, ja geef om niet weêrom te ontfangen,
Leen, zonder dat ge een hoop op 't wedergeven kweekt.
Uw leen zij bloote gift! Waar 't hart er aan blijft hangen,
Is 't zelfbegoocheling waarin de Boze spreekt.

De man vraagt iets te leen? - Gy, zeg niet: 'k wil 't u geven;
Dat woord vernedert hem, beschaamt, en doet hem zeer:
Ontfang' hy 't blijgemoed, met de oogen opgeheven;
Maar schenke uw hart het hem, en vorder 't nimmer weêr.





Willem Bilderdijk (1756-1831)
uit: 
Avondschemering (1828)