zondag 31 december 2017

Zondag
31
december


In
al die
miljarden jaren
dat de tijd
nu oud is
moet er toch ooit
een fout
geweest zijn.

Een korte
onderbreking.

Een kleine
stilstand
in de tijd.

Een dag.

Hoe
weet ik dan
dat het vrijdag is
vandaag?

Kan
het niet zijn
dat wat
vandaag gebeurt
al gisteren
heeft plaatsgevonden.

Jan Arends (1925-1974)

zaterdag 30 december 2017

Zaterdag
30
december


Ik denk
maar zonder duidelijk te weten
wat.
Ik leg mijn handen
op de aarde
en druk hem langzaam
naar beneden.

Nu weet ik
dat er iemand
op de trommel slaat
en zij die zwart zijn
hoor ik angstig schreeuwen.

Ik ben niet bang
voor wat er zal gebeuren
er zullen witte dieren
door het veld gaan lopen
en dat
zal alles zijn.

Jan Arends (1925-1974)

vrijdag 29 december 2017

Vrijdag
29
december


Bijbelse kwatrijnen
Otto van Gelder
(Ton Peters)



Methusalem

De leeftijd van Methusalem,
Als ik het achteraf bezie
Dan diagnosticeer ik hem
Als iemand met dyscalculie

Petrus

Ontkend, geloochend en genaaid
Verraad in drievoud kun je nooit vergeten
Dat merk je als de haan weer kraait
Of als je hem gebraden zit te eten

Genesis 1

Ooit heeft het hemelse kantongerecht
De scheiding tussen zee en tussen land
Door middel van een compromis beslecht
Met om en om beheer over het strand

Lot en zijn dochters

Je dochters met een dronken vent
Je schaamt je toch kapot
Wanneer je zelf die kerel bent
Zoals bijvoorbeeld Lot

Toren van Babel

Ik vrees dat ik de klus hier stoppen moet
Het is op deze hoogte veel te koud
Ach, hadden we maar thermo ondergoed
Dan was die toren echt wel afgebouwd

Dat onbegrip door al die vreemde talen
Dat geeft zo'n klus toch echt maar weinig kans
Als ik het daar een beetje kon bepalen
Dan sprak het werkvolk enkelt Nederlands                      Jolien

Simson

Best logisch met de nacht in beide ogen
Dat ik wat steunde tegen een pilaar
Ik zweer dat ik me haast niet heb bewogen
Toch stortte heel die tempel in elkaar

Bijbels offer

Ik nam een touw mee, Abraham indachtig
Toen pa met mij wou wandelen in ’t bos
Gelukkig was hij ver over de tachtig
Dan kom je moeilijk van een mastworp los

Kaïn

Verenigde dictators aller landen
Toch pijnlijk dat u samen slechter scoort
Dan Kaïn die destijds met beide handen
Een kwart van alle mensen heeft vermoord

Lopen over water

Wanneer je schedel bijna explodeert
En je een man ziet lopen over water
Dan kan het zijn dat jij je hebt bekeerd
Mij doet het echter denken aan een kater

Samaritaan

Belasting heeft als enig doel
Om jaarlijks ons bestaan
Te dompelen in ’t warm gevoel
Van de Samaritaan

Mozes

Na veertig jaar in de woestijn
Het reisdoel lopen zoeken
Acht ik de kans behoorlijk klein
Die trip nog eens te boeken

Overpeinzing voor de kerst.

In den beginne

Leef ik hier op een bol van gas
Die vloeibaar werd en stolde
Of toch op een roulettebal
Die van de tafel rolde?

Laat Ons mensen maken (Genesis 1,26)

Omdat het Mij destijds voldoening gaf
Schiep Ik de hele handel met plezier
Hoewel Ik met de kennis achteraf
Beslist had moeten stoppen na het dier

God was narcistisch bezig toen hij dacht aan klonen
Hij zag in ’t nat zijn spiegelbeeld en riep toen, wauw!
Ik schep een man, aan Mij gelijk, om hier te wonen
En geef hem lust voor mijn finaal object, de vrouw!            
Hanny van Alphen

Want ach, wat was die dame wondermooi
De man viel dus aan eigen lust ten prooi
Nee, niet uitsluitend bij een rendez-vous
Bij elke Eva voelde hij: she too!                                            
Inge Boulonois

God schudt Zijn wijze hoofd en denkt: verdorie
De vrouw beschouw ik als Mijn aardse glorie
Want Adam mist een rib, een fout van Mij
Zodat hij is gedoemd tot blufferij!                                       
Inge Boulonois


God schiep naar Zijn gelijkenis de mens
Wat plomp, die man, onhandig, ruig bebaard
Zijn tweede proef verliep geheel naar wens:
De vrouw, perfect en nooit geëvenaard                                 
Hanna Pest

donderdag 28 december 2017


Donderdag
28
december

Vreemdelingenbeleid

Kinderlijkjes
Zie ze drijven
In de Middellandse Zee
Ginds een vader
Daar een moeder
Ook een oma dobbert mee
Zwarte vrinden
Verre reizen
Zijn te duur en vol gevaar
Vier dus thuis uw
Vrolijk kerstfeest
Plus een zegenrijk nieuwjaar




Hanna Pest

woensdag 27 december 2017

Woensdag
27
december

Sonnet voor mijn moeder

Gij hebt, Moeder, dit leven zwaar gedragen,
Gelijk ik het zwaar draag. Wij zijn verwant.
Wij horen in dit stormbevochten land
van kavels, tussen dijk en stroom geslagen.

Ik heb uw gang: die driftige en toch trage
voetstap, die onverzettelijke trant.
Uw harde hand herken ik in mijn hand,
onwrikbaar om de schrijfstift heengeslagen.

Machtig zijn wij, in liefde en in haat.
Gij hebt u doodgehaat, hatend het meest
uzelve, om de liefde die gij schond.

Ik ben genezen van het bitter kwaad.
En eer in stugheid, wie gij zijt geweest:
van mijn talent de donkere moedergrond.

Ida Gerhardt (1905-1997)

uit:  Het levend monogram, 1955

dinsdag 26 december 2017

Dinsdag
26
december
Tweedehands regen

Er valt geen sneeuw met kerst, dit jaar.
De weerman had het al verwacht.
Het regent, dat is zonneklaar, ook
in de Stille Nacht. Zo gaat dat hier,
dat weet je toch vooraf. We hebben
geen klimaat, we hebben straf.

Die witte kerst is net zoiets als vrede,
het bestaat als iedereen er in gelooft.
Vroeger, denk je, was het beter,
Zwarte Piet was zwart, geen slaaf,
en elke kerst was wit. Het is niet waar.
De meeste sneeuw zit in je hoofd.

En wat is sneeuw? Sneeuw is als tijd,
het valt en zwijgt, het smelt al weg
terwijl je er naar kijkt, wat weet het
over vroeger, later – sneeuw, wat is
het anders dan bevroren water?
Sneeuw is regen, tweedehands.

Sneeuw maakt alle dingen zachter,
het legt een deken op de daken
en de velden, even is dit land
een plaatje uit een kinderboek –
één dag later is het grijze blubber
om met de auto doorheen te waden.

Geef mij een bed van sneeuwwit dons
met iedereen die ik nog lang niet missen
kan, met jou, met mij, met haar en hem,
met ons, champagne, sushi, chocola…
Een witte kerst is Russische roulette,
één op tien keer is het raak. Laat ons
dromen van een natte kerstmis
en een weggewaaid nieuwjaar.

Want wat is sneeuw? Sneeuw is als tijd,
het valt en zwijgt, het smelt al weg
terwijl je er naar kijkt, wat weet het
over vroeger, later – sneeuw, wat is
het anders dan bevroren water?
Sneeuw is regen, tweedehands.

Ingmar Heytze (1970)

maandag 25 december 2017

Maandag
25
december

Gekruide kamperfoeliegeur
Een stokroos in zijn volle fleur

Een late vlinder bij het perk
Een buurman op zijn veld aan 't werk

Een kater die zich zalig zont
Een smaak van honing in de mond

Een maaltijd rijk en naar den aard
Waarbij geen knoflook werd gespaard

Een kleine kring van vrienden die
Verslingerd zijn aan poëzie;

Dat alles, mèt een goed glas wijn,
Behoort ons daaglijks nieuws te zijn.





Jan Greshof (1888-1971)

zondag 24 december 2017

Zondag
24
december

Tussenuur
Midwinterdag – De geur van oude jassen,
de gang met kalken licht om in te dwalen;
een schateren – grindstorting – uit een klasse;
en dan hoort men de school weer ademhalen.

Dit is mijn land. Ik zal niet meer verkassen:
Dr. I.G.M. Gerhardt, oude talen.
Vergeef mij, God, mijn duizendvoudig falen.
Ik kon dit nimmer in mijn schema passen.

En rebelleerde – Maar ik ben gezwicht:
Te sterk zag mij mijn werk in het gezicht.
Het is mijn prachtige, mijn hondse baan.

Waar staat van ‘wandelen voor Uw aangezicht?’
Een tussenuur. In deze geur, dit licht.
Het is mijn arbeid, en Gij ziet mij aan
.


Ida Gerhardt (1905-1997)
Sonnetten van een leraar (1951)


zaterdag 23 december 2017

Zaterdag
23
december

Kerstmis



Nu eens wat anders, hoor
Weg met die dennenboom
Dat is slechts kerstkitsch
Nietszeggende zooi

Non-conformistisch en
Duurzaamheidsvriendelijk:
Boeken als kerstboom
Zijn heilzaam en mooi

Inge Boulonois


vrijdag 22 december 2017

Vrijdag
22
december

Mechaniek

wat zouden wolken huilen van verdriet
om wat een mensenkind te dragen heeft
en wie het leven niets dan rampen geeft
hun medeleven krijgt hij zeker niet

ook vallen vlokken niet met enig doel
ze komen, reinheid scheppend zonder wil
verwoestend soms, emotieloos en kil
een sneeuwstorm kent geen hard of zacht gevoel

als storm het water stuwt tot hoge vloed
die ons berooft van have en van goed
dan heeft geen god dat tegen ons gericht

het is een mechaniek en heeft geen ziel
een tikje tegen het verkeerde wiel
en wég is al het oude evenwicht

Jacob van Schaijk 

donderdag 21 december 2017

Donderdag
21
december

Jongeheer

Wanneer je jongeheer een oudeheer is,
dan moet hij af en toe een tukje doen,
waarin hij droomt dat hij nog in de weer is.
Onstuimig als de knuppel van een smeris
geeft hij de hele wereld van katoen.

Wanneer je jongeheer ooit met pensioen is
dan droomt hij van de dagen van weleer.
Hoewel hij niet meer weet wat van katoen is
en geen idee heeft wat er nog te doen is,
toch blijft je jongeheer je jongeheer.


Niels Blomberg

woensdag 20 december 2017

Woensdag
20
december

Toren van Babel

Ik vrees dat ik de klus hier stoppen moet
Het is op deze hoogte veel te koud
Ach, hadden we maar thermo ondergoed
Dan was die toren echt wel afgebouwd

Otto van Gelder

Dat onbegrip door al die vreemde talen
Dat geeft zo'n klus toch echt maar weinig kans
Als ik het daar een beetje kon bepalen
Dan sprak het werkvolk enkel Nederlands


Jolien

dinsdag 19 december 2017

Dinsdag
19
december


Wanneer het lichaam ginds hoog in een boom zal hangen

Toen ik mijn eenge zoon op Gods gebod ging slachten
liet hij het blinkend mes plots uit mijn handen slaan;
wat zal hij doen, mijn vriend, als zij U villen gaan
en krijgt gij wel den tijd die engel af te wachten?

Wanneer het lichaam ginds hoog in een boom zal hangen,
dan valt Uw veege ziel, ellendig tot den dood,
de diepte in, voorgoed, maar niet in mijnen schoot,
en barst de wereld los in psalm- en vreugdezangen.

Nu laat gij nog vandaag uw rijke tafels dekken,
en niemand van mijn volk wordt aan den disch genood;
er valt geen kruimel af voor Christen of voor Jood.

Maar eenmaal komt de tijd dat u de honden lekken,
dan zult gij, als de vrek, in vuur en dorst bezwijken,
en zal geen vinger u een druppel water reiken.
(Anoniem)


In de illegale pers circuleerde dit gedicht als een van Drie sonnetten op den 50en verjaardag van den Heer A. Mussert. Het is, voor zover ik heb kunnen nagaan, altijd anoniem gebleven. De doorgaans goed geïnformeerde website Het geheugen van Nederland classificeert het bijvoorbeeld als zodanig.

maandag 18 december 2017

Maandag
18
december


Mechaniek

wat zouden wolken huilen van verdriet
om wat een mensenkind te dragen heeft
en wie het leven niets dan rampen geeft
hun medeleven krijgt hij zeker niet

ook vallen vlokken niet met enig doel
ze komen, reinheid scheppend zonder wil
verwoestend soms, emotieloos en kil
een sneeuwstorm kent geen hard of zacht gevoel

als storm het water stuwt tot hoge vloed
die ons berooft van have en van goed
dan heeft geen god dat tegen ons gericht
 
het is een mechaniek en heeft geen ziel
een tikje tegen het verkeerde wiel
en wég is al het oude evenwicht


Jacob van Schaijk

woensdag 6 december 2017

Woensdag
6
december

Witte plek

Terra incognita,
'Hic sunt leones
: Oei!
Tekst op de landkaart,
getekend door Blaeu


Deze omschrijving past
ontegenzeggelijk
ook op het hart van
uw man of uw vrouw.


Kees Jiskoot (1933-2015)

dinsdag 5 december 2017

Dinsdag
5
december
Sint Nikolaas
Een Sprookje

Komt hier eens, Kinders, en let op;
‘k Vertel van Sinter-Klaas,
En van een brave Ambachtsman,
De arme Huibert-baas.

De goede Sinter-klaas was oud;
Hij droeg een witte baard;
En aan zijn witte mantel was
Het laken niet gespaard.

En als hij van zijn hoge stoep
De weg nam door de stad,
En dan zo deftig met die baard
En met die mantel trad,

Dan wisten ook de kinders al,
Naar welke kant hij ging,
En waarom weer dat brede zeil
Hem van de schouder hing:

Dan hield de goede man een pak
Voor ’t volk op straat verstopt,
En bracht het naar ene arme buurt,
Met kinders opgepropt.

Daar sloeg hij dan zijn mantel los,
En ’t was: “Dit is voor Jan,
Die daaglijks, als de meester roemt,
Zijn les het beste kan.

Dit is voor Keetje, die zo vroeg,
Het breien al verstaat;
En dit voor Hein, die niet meer dwingt,
En zich gezeggen laat.

En hier komt, voor die zieke bloed,
Daar ginder in de hoek,
Een peperhuis met vijgen aan,
En – kijk! – een prentenboek.”

Zo stapte hij, deur in, deur uit,
Van steeg tot steegje voort;
Maar als hij op zijn schimmel zat,
Dan ging hij uit de poort!

Dan reed hij naar de buitenlui,
En schimmel had zijn vracht,
Want ieder kind, een uur in ’t rond,
Dat arm was, werd bedacht.

Maar in de stad van Sinter-Klaas
Was ook een Ambachtsman,
Die at droog brood, en schaamde ’t zich,
En sprak er niemand van.

Hij maakte schoenen al zijn best;
Hij werkte laat en vroeg,
En voor tien kinders en een vrouw
Was ’t nog al niet genoeg.

Doch Sinter-Klaas vernam in ’t lest,
Wat HIJ niet weten wou:
Hij zoekt, bij nacht, zijn woning op,
Spijt duisternis en kou.

Hij trekt het winkelvenster los,
Dat met geen grendel sluit;
En ’t glasraam laat zijn goudbeurs in,
Door een gebroken ruit.

En ’s andrendaags zet Huibert-baas
(Gij weet – die Ambachtsman!)
Zich bij de lamp reeds aan zijn taak,
Zo wakker als hij kan:

Daar valt hem, van de driestal, juist
Een kleine schoen in ’t oog;
En, zie, die schoen bewaarde ’t geld
Getuimeld van omhoog!

Nu denkt, wat vreugd bij man en vrouw,
En kindren alle tien! –
Wie, om een hoekje, van nabij
Hun vreugde eens had gezien! –

Nochtans hun vreugd was kort van duur;
Want Huibert riep: “Houd stil!
’t Gevondene is geen oordje waard,
Voor die niet stelen wil!

’t Hoort zeker aan die vreemde Heer,
Van gistren avond laat:
Hij stond, toen hij zijn riemen kocht,
Omtrent waar Antje staat;

En, naast haar, in die kinderschoe,
Lag net de beurs met goud! –
De burgemeester weet misschien,
Waar zich die Heer onthoudt:

Daar is mijn schort! ik moet er heen!
‘k Wil lopen wat ik kan!
Zo sprak Huib, en, gelijk hij sprak,
Zo dééd de brave man.

Mààr – wat de Burgemeester deed? –
Hij ging naar Sinter-Klaas;
Want DIE toch schonk, naar HIJ ’t begreep,
Het geld aan Huibert-baas.

Ras haalt men Huibert. Huibert komt –
Zijn meettuig in de hand:
De goede ziel kreeg Sinter-Klaas
(Gelijk hij dacht) tot klant.

Maar Sinter-Klaas sprak: “Huibert-baas,
Ik ben de man van ’t geld:
Het vond zijn weg door ’t vensterglas,
En hoefde geen geweld.

De beurs is in een kinderschoe
Gevallen, naar ik hoor?
Breng MIJ het paar, en hou’ de beurs;
Ik geef ze er gaarne voor.”

En Huibert wiste met de mouw
De tranen uit zijn oog,
Zei snikkend dank, en ging, en trad
Zo luchtig of hij vloog.

En, als nu vrouw en kind het wist,
Liep Huib weer op een draf –
Kocht leer in, bij zijn broeders weeuw –
En dong de sloof niet af.

En spoedig wist de ganse stad,
Hoe braaf baas Huibert was,
En praatte van de kinderschoe,
Waar ’t geld in viel, door ’t glas:

“Een kinderschoe bracht Huib geluk:
Dat blijv’ zo!” riep elk een;
‘k Bestel er bij geen ander meer –
Baas Huibert maak’ ze alleen.”

En Huib nam, van zijn jongenstroep,
Twee gasten tot zijn hulp,
En brak naar groter woning op,
Van uit zijn enge stulp;

Maar ’t raam aan straat verhuisde mee
Voor alle schaa bewaard;
En ’t bleef, ter eer van Sinter-Klaas,
Bij ’t kleinkind nog gespaard.



A.C.W. Staring (1767-1840)

maandag 4 december 2017

Maandag
4
december

Op weg naar Sint Petersburg
De mode hier is morgen mode daar
Dus zond Parijs zijn afgedragen goed
Gewiekst met schepen vol naar Zweden, waar
De pruik weer puik, de hoed
Weer prachtig stond. Ze waren daar een jaar,
Of meer nog, achter en dus dik tevreden.
Ze speelden het Parijse repertoire
Gewoon opnieuw, de Russen en de Zweden.
Eens zonk, zo wordt verteld, zo’n modeschuit.
En in hun netten vonden vissers later
Een kabeljauw in rok met Schotse ruit,
Een zalm in wit satijn, de hals zeer laag,
Een baars in baljapon; en door het water
Gleed traag een haai met een matrozenkraag.

Gerrit Komrij (1944-2012)

zondag 3 december 2017



Zondag
3
december
Het huwelijk (vanuit haar perspectief)

Toen ze bemerkte hoe met het klimmen der jaren
de stem van haar man verstilde tot een woordloos klagen,
zijn ogen door tijd en spijt langzaam dichtgeslagen
ze gruwde bij de over zijn bonkige schedel gekamde haren.

Ze zuchtte, diep, dramatisch, terwijl ze nijdig haar nagels beet
keek langs hem heen naar het portret van betere tijden,
probeerde uit alle macht, maar vergeefs te herleiden
waar, op welk moment hun liefde in de afgrond gleed.

Ondertussen vegeteerde hij, rokend in zijn sta-op-stoel
slechts sprekend, niet eens naar haar, met een droge rochel.
Ze keerde haar blik van de pendule naar zijn wrakkige bochel
in de spiegel schrok ze toch weer van zijn sacherijnige smoel.

Ze dacht: ik doe iets in zijn koffie en dump hem in het kanaal.
Ik hunker, mijn leven moet uit de modder worden opgedist,
als ik maar alvast een afspraak maak bij de schoonheidsspecialist
en bij Tinder voortvarend begin, aan een nieuw liefdesverhaal.

Maar ze deed niets in de koffie, want tussen denken en doen
staat angst op de wacht, voor het oordeel van vrienden en rechtspraak
en misschien zelfs het miserabel missen van haar zorgtaak
die betekenis geeft, het gevoel van recht op het maand’lijks pensioen.

Zo werd ze oud en ouder. De kat ging dood
en eenieder zag dat deze eens zo mooie, levendige vrouw
van de weeromstuit was opgevreten door een knagend berouw
tot ze stierf, met in haar keelgat vastgeschoten een macadamianoot.


Erno Mijland

zaterdag 2 december 2017

Zaterdag
2
december

Het ouwe lijk

Mij doodslaan kon je niet, een duwtje van de trap,
een vlijmscherp keukenmes, kortsluiting genereren,
een doorgeroest balkon, onhandig inparkeren,
zo moeilijk is dat niet - maar jij bent veel te slap.

Was ervandoor gegaan! Dan kon een jonge meid
nou mooi de schimmel van je stramme voeten wassen
en vijfmaal wakker worden omdat jij moet plassen,
dat was ik van jouw akelig gesnurk bevrijd.

Je komt niet uit je stoel, weet niets beter te doen
dan met dat helse smoel zeuren over bezwaren
en wetten als de sufste van de ambtenaren
op je kantoor. Maar goed, je hebt een mooi pensioen

en dat komt ons van pas als wij de stad in gaan:
de kinderen zijn groot, wij gaan gezellig eten,
jij ligt voor dood op bed, vervaarlijk, godvergeten.
Wij rouwen niet om jou, want jij hebt afgedaan.


Koos Hagen 
Dagkalender van de poëzie 2006

vrijdag 1 december 2017


Vrijdag
1
december

De Wederhelft

Toen zij bespeurde hoe de kanker van de tijd
de ogen van haar man deed zwellen — twee tumoren;
zijn lach had weggeteerd, zijn hoofd had kaalgeschoren;
besloot ze, afgedankt, te leven voor haar nijd.
.
Ze vloekte binnensmonds, maar grijnsde hem lief toe
toen hij, in walg, haar ochtendlijk toilet begluurde;
zelfs toen, toch weer, zijn lust hem naar haar lichaam stuurde
en hij kokhalzend neerkeek op ‘die oude koe’.
.
Nooit viel ze uit haar rol, al spoog zijn helse mond
verwijten als een zuur. Ze kweet zich van haar plichten,
maar lachte zwijgend zó, dat hij haar nors betichtte:
Zij wenste hem reeds nu een bed onder de grond!
.
Ze dacht: ik sla hem dood, begraaf hem in de tuin.
Naast hem de hoer die elke dinsdag, twintig jaren,
de oorzaak was van het verlies van al zijn haren.
Daarna die reis, van Palma naar de Balearen,
die hij steeds heeft belet, uit schrik voor ’t zilte schuim.
.
Maar doodslaan deed ze niet, want tussen droom en daad
staan wetten in de weg, en praktische bezwaren.
En ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren,
en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot
En zagen dat de vrouw die zij hun moeder heetten,
Als altijd stil en grijnzend bij de haard gezeten,
Een extra sjaal om haar verkwijnde schouder sloot.


Tom Lanoye