zaterdag 2 juni 2012


Zaterdag
2
Juni

De held van Labbertong 7


Agatha was gewoonweg op hem toegesprongen
Al leek zij vrij onwetend en behoorlijk groen
Toch lagen zij in korte tijd verwoed te tongen
Zou het zijn charme zijn geweest of toch zijn poen?

Ach nee, het waren vast en zeker Remko’s ogen
Twee hemelsblauwe meren, die zij had gespot
Waardoor zij zo onstuimig werd, zo opgetogen
En zich gewillig overgaf aan het genot

Niet lang daarna verloor de kloostermaagd haar eer
En sloeg zij heel devoot haar beide ogen neer
‘O Remko, lieveling, al ben je nog zo’n grote,

Ik heb er over nagedacht maar ik zeg stop
Ik geef het kloosterleven absoluut niet op
Laten we teruggaan naar ons beider groepsgenoten’


wordt vervolgd


Remko Koplamp

vrijdag 1 juni 2012


Vrijdag
1
Juni

De held van Labbertong 6

Die dag werd onze held weer ijlings klaargestoomd
Om zich te laten zien op het gewijde gras
Voor de finale (één waar menigeen van droomt)
Een klein probleempje nog, de darmen gaven gas

Echt waar, het rook als verse Labbertongse mest
En alle spelers werden helemaal gestoord
Dus hield men Koplamp afgezonderd van de rest
Zo werd de grootste gifwolk in de kiem gesmoord

Nadat de lucht ten langen leste was geklaard
(Heel lichtjes rook je nog een penetrant aroma,
En nee, er was goddank geen sprake van een stoma)
Ontsnapte er dit keer een wind van frisse aard

Tijdens de rust zag Remko de novice Aagt
En viel hij als een blok voor deze kloostermaagd

wordt vervolgd
Remko Koplamp

 

donderdag 31 mei 2012


Donderdag
31
Mei

Apothekers

Ik heb iets tegen bleke apothekers
Die vragen wat ik allemaal mankeer,
Terwijl ze in een muffe atmosfeer
Iets mengen in verdachte cocktailshakers.

Ze schuifelen met bakjes en met bekers
Nerveus achter de toonbank heen en weer.
Ik heb iets tegen bleke apothekers
Die vragen wat ik allemaal mankeer.

Vandaar dus dat ik paddenstoelenkwekers
En voodoo-fetisjisten frequenteer
En bloesemtereapeuten uitprobeer.
Totdat zo’n medicijnman zegt: jazekers!
Ik heb iets tegen bleke apothekers!

Frank van Pamelen
Uit: Dat lijkt warempel sandelhout

woensdag 30 mei 2012


Woensdag
30
Mei

"Dorrestijns rondeel"

Wie zijn medemensen kent
Die slikt geen vitaminepillen
Maar strychnine zou hij willen
Die ernstig zijn gezondheid schendt

Wie zijn medemensen kent
Hij nam giftig moederkoren
Zou lachende de doodsklok horen
Wie zijn medemensen kent

Die ziet men heus geen appel schillen
Die slikt geen vitaminepillen
Maar kopergroen, sulfaat, carbid
En een doodsstrijd had hij niet
Die is een fluitje van een cent
Voor wie zijn medemensen kent...

Hans Dorrestijn

dinsdag 29 mei 2012


Dinsdag
29
Mei

Wel in de Plantage
daar is een kroeg,
al onder de groene bomen.
Daar drinken ze laat
en daar drinken ze vroeg,
daar drinken ze nooit
haast jenever genoeg;
Mijn lief zei: ik mag er niet komen.

Jan Pieter Heije
1809-1876

maandag 28 mei 2012


Maandag
28
Mei

Ego Flop

Ik ben een waardeloos sujet,
Een ongemeen frivole snaak.
Ik boemel dag aan dag maar raak
En ik bezuip me strijk en zet.

Ik leef alleen maar voor de pret,
Ik steek met iedereen de draak,
Verkoop mijn praatjes voor de vaak
En ga met iedereen naar bed.

Ik zoek de mazen van de wet,
Ik ken geen roeping een geen taal,
Ik heb geen hart, geen ziel, geen smaak,
Ik ben een nietsnut tot en met.

En zelfs als ik een versje maak
Wordt het een heel beroerd sonnet.

Driek van Wissen
Uit: de badman heeft gelijk
Driek van Wissen (Foto: Ben Hendriks)


Zondag
27
Mei

Gloria Mundi

Ik dicht wellicht heel enig in mijn soort
Maar dat ik daar mijzelf meer amuseer
Nee, slechts door de zucht naar roem en eer
Wordt ik tot deze arbeid aangespoord

Onsterf'lijkheid, is dat wat ik begeer
Ja, als mijn dichtkunst menigeen bekoort
Dan leef ik vast in boekenkasten voort
Als ik tot stof tenslotte wederkeer

Doch als ik dan hierboven arriveer
En bij de nog gesloten hemelpoort
Op hoge toon belet vraag bij de Heer
Dan staren duizend eeuwen op mij neer
En stomverbaasd staat Petrus mij te woord:
Van Wissen zei u? Nee, nooit van gehoord!

Driek van Wissen


Zaterdag
26
Mei

De taal der liefde

Voor kunstbroeder J.P.Rawie

Wij vieren onze bacchanalen,
Een vrouw verheffend tot godin;
Haar naam noemen wij duizend malen.
Zij geeft ons drinken diepe zin.

Droefgeestig doen wij de verhalen
Van zoet verlies en zuur gewin.
Hoe het ons lukte weer te falen,
Wie weet, geloven wij erin.

Zo spreken wij van liefde samen,
Want minnen doen wij bij verstek,

En komt ze toch, de lieve dame
Dan manen wij haar tot vertrek:

“Ga heen, o vrouw, ge moest u schamen,
Ge stoort ons in een goed gesprek!”

Driek van Wissen
Uit:Het mooiste meisje van de klas

  1.