zaterdag 31 december 2016

Zaterdag
31

December


Epiloog

Vergeet het jaar dat u weemoedig maakt,
Vergeet het jaartal dat u heeft doen beven,
Vergeet de helden die voor ’t voetlicht sneven,
Vergeet het ziekbed waar gij hebt gewaakt.

Niets is er dat niet in ’t vergeetboek raakt,
Waar zichtbaar slechts het jaar staat opgeschreven
Waarin wij fel en onnadenkend leven,
Zodat men opgelucht het blaad’ren staakt.

Maar and’ren willen, dat men ’t jaar omarmt
Als een geliefde van wie men gescheiden
Ter lange loutering door ’t noodlot is.

En wie zich zó over het jaar erbarmt
Vergeet zijn angst en zijn bekommernis
En vindt een goudmijn in de nacht der tijden.



Simon Vestdijk (1898-1971)
uit: Gestelsche liederen (1949)

woensdag 28 december 2016

Woensdag
28

December

Kerstmisviering

In 't klein café zitten nu tien personen,
'k Heb ze een voor een zorgvuldig nageteld:
twee kruideniers, één visboer en zes zonen
van brave burgerlui met zeer veel geld.

Ze spelen kaart of dobbelen en praten,
ze zijn luidruchtig, stevig en gezond.
Moeder Fortuin zal nooit hun dak verlaten,
ze hebben huizen, aandelen en grond.

Ze zijn zo blij dat Christus is geboren,
en blijder nog, dat zij geboren zijn.
`Minuit Chrétiens' de stralende englenkoren
zingen den lof van 't leven en den wijn.

Ze zijn ten slotte niet onsympathiek
die dwaze stumpers door hun tijd verblind.
- Wordt een van hen vandaag of morgen ziek,
dan schreit hij om zijn moeder als een kind.





Jan van Nijlen (1884-1965)


vrijdag 23 december 2016

Vrijdag
23

December






De wind onder de blaren
laat ze opspringen in
een cirkeldans
tot boven
waar zij
vandaan komen
en omlaag
zweven tegen
een achtergrond van
goud oranje rood bruin zwart


Geert Vroom (1953-2004)

woensdag 21 december 2016

Woensdag
21

December

Advent

In deze laatste week van de advent
zou het moeten gaan sneeuwen: ieder jaar
zijn het dezelfde dingen waar je naar
verlangt. Dus sneeuwt het niet; maar alles went.

Je steekt de kaarsen aan op het dressoir,
en denkt aan alle doden die je kent.
Terwijl je wacht op een gemist moment
schuiven de dagen naadloos in elkaar.

Je poogt je tegen beter weten in
iets te herinneren wat er niet was,
omdat wat weg is diepte heeft en zin.

Je draait muziek, drinkt thee, je leest een boek
dat je ook lang geleden al eens las.
Maar alles is onachterhaalbaar zoek.



Jean-Pierre Rawie (1951)

zondag 18 december 2016

Zondag
18

December

Ge hebt mij tot de Zandman horen smeken
of hij maar strooien wil met gulle hand,
opdat ik word bedolven onder zand,
waar men nog slechts een zerk in hoeft te steken.
 De morgen hoeft voor mij niet aan te breken.




Musonius (Martijn Breeman)

zaterdag 17 december 2016

Zaterdag

17

December

Niet en kander beter passen,
als dat t’samen is gewassen.

Als van twee gepaarde schelpen
D’ene breekt, of wel verliest,
Niemand zal u kunnen helpen
– Hoe men zoekt, hoe nauw men kiest —
Aan een, die met effen randen
Juist op d’ ander passen zou.
D’ oudste zijn de beste panden,
Niets en gaat voor d’ eerste trouw;
D’eerste trouw, die leert het minnen,
D’eerste trouw is enkel vreugd,
D’eerste trouw, die bindt de zinnen,
Zy is ’t bloem’tje van de jeugd.
Naar mijn oordeel: twee-maal trouwen
Dat is veel niet zonder pijn;
Drie-maal, kan niet als berouwen,
Want hoe kander liefde zijn?
Houdt uw eerste lief in waarde,
Eert ze met een volle zin;
’t Is een Hemel op de aarde,
Zo je paart uit rechte min.
Jacob Cats (1577-1660)


Ongewone gunstbewijzen
doen Gods goedheid dubbel prijzen.

Als van twee gepaarde schelpen
De ene breekt of wel verliest,
Nog zal God u kunnen helpen,
Mits gij niet voorbarig kiest,
Aan een die met effen randen
Nog eens juist op de andre past
En, gezegend door zijn handen,
Lieflijk met haar samenwast.
Blijft gij dit onmooglijk keuren
Bij de schelpen onzer zeên,
Echter laat het God gebeuren
Bij die andre, die ik meen.
Is dan niet dat tweede trouwen
Voller bron van rijk genot,
Naar men ’t meerder moet beschouwen
Als een wonderwerk van God?
Werd zijn goedheid nooit vergeten
Bij ’t genot der eerste min:
Hem dit Wonder dank te weten
Heeft iets wonder-zaligs in.

Nicolaas Beets (1814-1903)

donderdag 1 december 2016

Vrijdag

2

December


Polderland

De verten komen eindeloos mij tegen,
gaan door mij heen en achter mij teloor.
Ik rijd zo blank langs altijd weer nieuwe wegen,
recht en gelukkig, en weet niet waarvoor
ik zoveel hemel heb van God gekregen,

met zoveel wolken en met zoveel dromen,
met zo’n oneindig aantal kleuren grijs.
Dit zijn de luchten waar God weer zal komen,
dit is het landschap voor zijn paradijs.

Ach, d’avond valt. – Rijd ik het donker door,
dan is het groot geluid van wind en regen
het enig landschap in mijn diepe oor.


J.W. Schulte Nordholt (1920-1995)

uit: Levend landschap (1950)
Donderdag

1

December


Van uit een nieuwe wereld treedt
een man mij aan met enge kleed,
schittrend zooals ik nimmer zag,
met ’t hoofd zoo stralend als de dag.
Hij heeft geen enkel sieraad aan
van slaafschheid en geen enklen waan,
maar hij is zuiver als een man
naakt opgegroeid maar wezen kan.
Hij heeft den arm in zuivre vuist,
hij heeft het been tot zuivren voet,
en om het trotsch gelaat, gekuischt,
hangt stil en hoog een sterke gloed.
*
Van uit een nieuwe wereld treedt
een vrouw mij toe met hangend kleed,
zoo helder als ik nimmer zag,
het oog zoo stralend als de dag.
Zij heeft geen enkel sieraad aan
van schuwheid, en geen enklen waan,
maar zij is zuiver als een glas,
alsof ze zoo geboren was.
Haar arm is in een zuivren hoek,
in schoone stralen valt haar doek,
en om haar schoon gelaat, gezond,
speelt ’t helderst licht van keel en mond.

Herman Gorter (1864-1927)

maandag 21 november 2016

Maandag

21

november

Naar 15 maart 2017

Hart voor de senior
Welzijn voor ouderen
Hogere uitkering
Ouderdomswet

Toekomstgericht is de
Gerontocratenwens
Euthanasie in het
Basispakket.

Gezienus Omvlee

vrijdag 18 november 2016

Vrijdag

18

november

IK ZAG

Ik zag een ijsbeer frisbees baren
Een kerncentrale deed de was
Mijn huisarts won het WK staren
Van een oranje weekendtas
Een vetplant pijpte een agent
En Donald Trump werd president

Ik zag een kurk zijn vrouw verlaten
De geiser geselde de paus
Amandelstaven maakten straten
Van antivries met pindasaus
De hutspot stierf zoals gepland
En Donald Trump werd president

Ik zag een luizenbondbetoging
De kapper had zijn fruit gelakt
Een ladder deed een zelfmoordpoging
Met tictacs en een wurgcontract
Doornroosje kietelde een band
En Donald Trump werd president

Ik zag het aan met lede ogen
Het bijzettafeltje bij nacht
De smurfen zonder reukvermogen
De trieste weegschaal en ik dacht
Al bijna: Ach ja, alles went
Maar Donald Trump werd president


Theo Danes


zondag 13 november 2016

Zondag

13

november


Geketend door de liefde
Zoals een nachtegaal, die een onbewaakt
moment benut om aan zijn kooi te ontkomen,
eenmaal ontsnapt uitbundig in de bomen
en tussen ’t gras ’t genot der vrijheid smaakt,
zo had ook ik me lachend losgemaakt
van al die kwellingen en boze dromen
die ’t oog van bitterheid doen overstromen
bij al wie ’t spoor door liefde bijster raakt.
Ik had uit Venus’ tempel al weer gauw
alles terug, en fier en vastberaden
liep ik ermee te pronken als een pauw,
toen Amor mij (o Lot, schenk mij genade!)
ineens weer als gevangene van jou
met nieuwe pijn en nieuwe smart belaadde.


.
.
Tullia d’Aragona (ca. 1510-1556) was de dochter van een kardinaal en een van de beroemdste courtisanes uit het cinquecento.
.
vert. Frans van Dooren
.
Frans van Dooren – Gepolijst albast, acht eeuwen Italiaanse poëzie – Amsterdam 1994,153

donderdag 27 oktober 2016

Donderdag

27

oktober


Ode aan de sixties

O, jaren zestig, boterkoek
en circus Sarrasani
O, Sunlight-witte onderbroek
en Eddy Christiani.

O, strenge paters, Johnny Hoes,
vertrapte voetbalschoenen
O, zinken wasteil, doorkijkbloes,
en tante's kleffe zoenen.

O, zwarte kachel, kolengruis,
mijn step met grote wielen
O, Nisska-kam, O, neet en luis,
en preek voor zwarte zielen

O, jaren zestig, ommekeer,
de Beatles, nozems, branie
O, jaren zestig, kom toch weer;
en Eddy Christiani.


Ben Hoogland

dinsdag 18 oktober 2016

Dinsdag

18

oktober

Ik had u niet gevraagd...

Ik had u niet gevraagd: gij zijt gekomen...
Veel bloemen bloeiden in mijn stillen tuin;
de zoele Meiwind wiegde kruin tot kruin
vol teere bloesems, frisch als lentedroomen.

Ik had u niet gevraagd: gij zijt gekomen,
Muze der smarten, in mijn stillen tuin;
daar bogen levenloos nu twijg en kruin,
en bloem en blad verschroeide op plant en boomen.

O geef mij weer mijn slanke en eedle jeugd,
mijn argelooze liefde en heldre vreugd,
nauw door een waas van weemoed overtogen.

'k Voel niets meer dan dien eeuwgen wanhoopsdrang,
maar, door uw felste woede en haat bewogen,
zal ik u vloeken tot mijn laatsten zang.

(October 1896)




Prosper Van Langendonck (1862-1920)
uit: 
Werk (1926)

woensdag 21 september 2016

Donderdag

22

September

Troonrede-lied


Weer sprak de koning van zijn troon,
Een kamer-oopning-rede;
Van welvaart, bloei en overvloed.
Vooruitgang, vrijheid, vrede.
Of hij gelooft hetgeen hij sprak,
Of die het heeft geschreven,
Dat is aan ieder kamerlid
En ons geheim gebleven.

Hij zeide dat de watervloed,
Provincie's overstroomde,
En dat de zucht om wel te doen,
De smart en nood betoomde.
Hij stelt die zucht op hoogen prijs
En moet het open zeggen;
Een nieuwtje, om nu maar heel bedaard,
Bij heel veel ouds te leggen.

't Is vrede met het buitenland! —
De leeuw jaagt op geen hazen — 
In Braband tappen aan de Maas
Wel honderd waterbazen.
Maar nu heeft Braband ons beloofd,
Niet meer zoo druk te tappen.
En 
't Farobier — dat doet pleisier —
Zoo zwaar niet te verslappen.

De zee- en landmagt zijn vol vlijt,
Adres aan het kamperen.
De duiten, voor die pret gevraagd,
Die doen ze heel wat leeren,
Militie-wet en schutterij,
Zal 't buitenland doen blozen;
Wij hebben krijgers, kloek en forsch,
Uit Neurenburger doozen!

In 
de Oost gaat het verbazend goed,
Een trouwe band verbindt het:
Maar die er ook naar tweedragt zoekt,
Bij, mijne kroon! die vindt het.
Op Borneo, zoo Oost als Zuid,
Daar vechten zwarte nikkers;
Maar onze mannen werken ook
Met kruid en looden knikkers.

De West — daar wenscht de slaaf zich vrij
Och, 
doe dat maar, mijnheeren!
'k Zal u een doos vol plannen nog
Voor 't moederland vereeren!
Bij ons gaat alles opperbest:
De handel bloeit in vrijheid,
En als ik zoo mijn volk bezie,
Daar springt mijn hart van blijheid.

Wel gaat de scheepsbouw niet vooruit,
De vaart bleef op de hoogte,
En 
't pretje in 't groot Amerika,
Houdt menig schip op droogte,
Aardappelen! die komt de boer,
Helaas, ons ziek vertoonen,
Maar anders ging het exellent
Met rapen en met boonen!

De tienden moeten afgekocht,
Geneeskunst krijgt haar wetten;
De kunsten bloeijen als een roos,
Wilt maar op Haarlem letten.
Bij ons wordt ieder kunstnaar rijk,
De werkman koopt zijn buiten,
De zaken van het onderwijs,
Moet ook uw taak omsluiten.

Weldra ligt ons lief Nederland,
In 't spinneweb van sporen,
Reeds zijn ze, heeren! hier en daar,
Aan 't meten en aan 't boren.
De dijkbreuk brengt een kasbreuk aan,
Daar moeten w' aan gewennen!
De wetten voor de dominés
Zult gij ook spoedig kennen!

Die heeren vragen, en met regt,
Pensioenen voor hun preken;
Och, wat men aan ministers doet,
Doet dat ook aan de steken,
Het regt, mevrouw justitia!
De strafwet naar believen!
Dat alles, heeren! wacht u nog
Tot afschrik van de dieven.

De rijksfinantien? — Geen nood.
De burgerlui betalen;
Belasting vraagt men overal
In Holland of Bengalen.
Ik spreek u nog van 't kroondomein.
Tarieven van accijnsen;
Die karrewijtjes moeten u,
Maar niet terug doen deinzen'.

Veel wacht u, en gewigtig is,
De taak; maar 'k blijf vertrouwen,
Dat gij dit jaar, zoo als 't verleen.
De hand steekt uit de mouwen.
Een zij uw doel; God zegene,
Ons dierbaar Neerlands staatje!
Adieu Messieurs! Een volgend jaar
Hou ik hetzelfde praatje!




Asmodée (waarschijnlijk:
A.A.T. Visscher (1819-1881).
uit: 
Oranje-moppie. Verzameling van snaaksche verzen en liederen, den Koning opgedragen (ca. 1865)