maandag 7 september 2015

Maandag

7

september


Bij een eindexamenfoto

Een Streber, jongens, strebt omdat hij streben moet. 

Want dat is zijn natuur: zo moet een bunzing stinken.
Bijbels: hij heeft zijn ziel verkocht voor werelds goed. 

Klassiek: hij zal zijn eigen vleugelpaard verminken.

Een Streber, jongens, strebt omdat hij streben moet. 

Mocht één van jullie ooit tot dàt bestaan verzinken 

mijn klas, die ik met Plato's Phaedros heb gevoed -
dan zie ik liever, dat hij eerlijk zal verdrinken.

Ik heb dat alles wèl nooit op het bord gezet.
Ik heb het je, uit schuwheid, nooit zozeer verteld. 

De ethica bleef steeds zwijgend verondersteld.

Nu word ik achteraf door dit verzuim gekweld. 

Mijn knappe klas ik zie met zorg naar je portret. 

Laat het niet nodig zijn. Vergeef mij dit sonnet.





Ida Gerhardt (1905-1997)
uit: Sonnetten van een leraar (1951)

zondag 6 september 2015

Zondag

6

september

Het geluk

Wat baat den stervling al zijn zwoegen?
    Wat noopt de waan hem vroeg en spaa?
Wat klimt hij 't lokkend schijngenoegen,
    Van rots tot rots, aamechtig na?
In 't eind op hachlijk steil verheven,
    O arme vreugd! hij staart in 't rond,
Om fluks weer naar een kruin te streven,
    Gezien van breeder horizont.

Een Dwaze hang', met gierige oogen,
    Aan roem, of magt, of goud, of eer;
Tevreen in 't lot haar toegewogen,
    Knielt stille Wijsheid dankend neer.
't Geluk is veil voor zweet noch zorgen;
    't Ontvlugt hem, die naar hooger staat;
Maar toeft, in 't schuilen dal verborgen,
    Als huisgenoot, bij middelmaat.





A.C.W. Staring (1767-1840)