zaterdag 19 mei 2012


Zaterdag
19
Mei


Jan Pieterson mien jong, Jan,
oew veurheufd was nog glad
doo'w pas verkering harn,
oew hoar was nog pikzwart.
Noe bi'j van boavn kaal, Jan,
en wit as snee roondum,
meer ik zeegn oewn berieptn kop,
Jan Pieterson mien jong.

Jan Pieterson mien jong, Jan,
wat he'w gelukkig wes.
Wiej renn met zien beidn
tot boavn op nen es.
Noe goa'w veurzichtig daal, Jan,
want wiej bint oet-esprongn.
Straks sloap wiej oonder an nen es,
Jan Pieterson mien jong.

Willem Wilmink
CD Achter langs
Vrij naar John Anderson, my Jo (1789)
Van Robert Burns

vrijdag 18 mei 2012


Vrijdag
18
Mei

Adieu

Hier rust J.J.J.Witteveen
En verder niets dan beide jaren
Waarin het lijf kwam en verdween,
Geen letter om ons te verklaren

Of onder deze stille steen
Een hij of zij is neergevaren
Om tot op heden onbeweend
Verwondering te liggen baren.

Jerobeam, Jodocus, Jurrie,
Adieu, wie u ook wezen moge,
Jomande, Jeltje, Jikkemien,

Eens stijgen we uit boven de smurrie,
Eens zullen we onze tranen drogen,
Ja eens zullen wij elkander zien.

Hendrik van Teylingen
Uit: Huis te Vraag

donderdag 17 mei 2012


Donderdag
17
Mei


Mijn schoonmoeder ligt op sterven;
Wie een boodschap heeft voor de hel
Moet zich haasten haar op te zoeken;
Het einde nadert snel.

Hendrik de Vries

woensdag 16 mei 2012


Woensdag
16
Mei

Alcyonisch

Veerman, mag ik overvaren?
Als ge me ’t veergeld in mijn hand geeft.
Veerheld heb ik niet te geven:
Die ik aanhing nam mij alles.

Zing mij dan een lied, vrouw Naamloos
Van de ijsvogel bij de tweestroom,
Van zijn nest – het onontdekte –
Gij, die hem vermocht te naderen.

Ik, die hem vermocht te naderen,
Die de koningstooi mocht dragen,
Het kobalten vederkleed,
Veerman Dood, ik ben gereed:
Wat gij hebt gewaagd te vragen
Zingt u die vrouw Naamloos heet.

Ida Gerhardt
Uit: Vijf Vuurstenen



dinsdag 15 mei 2012


Dinsdag
15
Mei

Hier ligt Poot,
Hij is dood

De Schoolmeester
(Gerrit v.d. Linde) – 1808-1858

Hier legt begraven Poot,
Die leeft al is hy doot.

Anoniem
Ca 1740

De avondzon
Zinkt in de westerpekelbron

Hubert Kornelisz. Poot
1689-1733

maandag 14 mei 2012


Maandag
14
Mei

Lintjesregen 

Een eikenboom in Appelscha
die voelde zich, ja ga maar na,
voortdurend in de kou gezet
door een frivole goudreinet.

De eik had er veel moeite mee
dat in april een bloesemzee,
als een erotisch maagdenkleed,
de goudreinet sluiks blozen deed.

En kwam augustus in het jaar
dan had de eik het extra zwaar
want al dat geurig sappig fruit
stak hem de droge eikels uit.

Maar deze week keerde het tij
toen Hare Majesteit hem zei:
~Gij eik, U zijt twee eeuwen oud
en kern gezond van blad en hout.
’t Is daarom dat ik U nu sla
tot Ridder Eik van Appelscha.~

De goudreinet kon het niet aan
om naast een edelman te staan.
Zij slonk ineen en werd pardoes
tot zure flubber appelmoes.

Maar de eik dacht ~’t Is een zegen
eens per jaar die lintjesregen ~

Koos Haydn

zondag 13 mei 2012


Zondag
13
Mei

 Ballade van de kleinigheden

Ik ken het veel te groene gras
De sporen in het zand
Het zompige moeras
De schelpen op het strand
Ik ken het weidse waterland
Het kluitje in het riet
Ik ken de hoed, ik ken de rand
Ik ken alleen mezelf nog niet

Ik ken de list en het bedrog
De arrogantie van de macht
De varkens aan hun trog
De wolf in schapenvacht
Ik ken de schijn en ik verwacht
Maar weinig van een hypocriet
Ik ken het lam dat wordt geslacht
Ik ken alleen mezelf nog niet

Ik ken de regels van het spel
Door ervaring wijs
Ik ken een stukje van de hel
Met uitzicht op het paradijs
Ik ken de lange lege reis
Van wie moet leven op krediet
Ik ken de welvaart en haar prijs
Ik ken alleen mezelf nog niet

Ik ken de vlinders van de nacht
Ik zie ze vladderen op straat
Ik ken ze met een gulle lacht
Ik ken ze ook ten einde raad
Ik ken de kennelijke staat
En dus de waarde van het lied
Dat mij nog één keer zeggen laat
Ik ken mezelf nog altijd niet

Karel Bosman
(naar François Villon)