maandag 2 januari 2017

Maandag
2
Januari


Slapend kind

Terwijl daar buiten wilde stormen loeien,
Slaapt, in haar bedje, ’t lieve kind tevreden:
Half blootgewoeld, de reine rozeleden,
De frische wang nog blozend-warm van ’t stoeien.

Het donzen dek is losjes nêergegleden.
De blonde lokken, gouden sluier, vloeien
Om ’t zacht gezichtje, dat mijn blik blijft boeien.
’t Half open mondje heeft nog pas gebeden.

Slaap, kindje, en droom van vlinders en van rozen,
Van ’t wuivend woud, waar blijde vogels kweelen
Of van de pop wier wassen koontjes blozen!

Eens zult ook gij, die thans nog droomt van spelen,
Een kroon van doornen om uw voorhoofd voelen
En, bitter weenend, op uw leger woelen.


Hélène Swarth (1859-1941)

zondag 1 januari 2017

Zondag
1

Januari


Gelukkig 2017


Dactylus-priemgetal
tweeduizendzeventien,

dit wordt een jaar
dat mij nu al bekoort,



want voor het eerst sedert
negentiennegentig
is het een
ollekebollekewoord.

Twee jaartjes wachten nog:
tweeduizendnegentien,
weer zo’n olbol-woord;
dat laat me niet koud.

Dan wordt het wachten tot
tweeduizendzeventig.
Ik word dat jaar

honderdtwaalf jaren oud.

Zou dat nog haalbaar zijn,
tweeduzendtachentig?
Dat wordt toch werkelijk
lastig voor mij.

Zes eeuwen lang is na
tweeduzendnegentig
dubbel-dactylische
rijmpret voorbij.


Hoe is mogelijk!
Zes eeuwen wachten nog!
Ach ik begrijp uw
verbijsterde schreeuw.


Even geduld tot de
zevenentwintigste
en tot de
negenentwintigste eeuw.


Terug naar het heden nu.
Vorig en volgend jaar
hebben iets 
aardigs
in petto zowaar.

Wij leven thans na het
tweeduizendzestiende
en vóór het
tweeduizendachtiende jaar.


Niels Blomberg