donderdag 15 februari 2018


Donderdag
15
februari

Zonnelied
Allerhoogste, almachtige, goede Heer,
U zij lof en roem en eer en alle zegening.
Aan U alleen, Allerhoogste, komen die toe,
en geen mens is waardig U te noemen.
Wees geloofd mijn Heer met al uw schepselen,
in het bijzonder meneer broeder Zon,
die de dag breng en ons door zichzelf verlicht.
En hij is mooi en stralend met grote glans.
Van U, Allerhoogste, toont hij het zinnebeeld.
Wees geloofd, mijn Heer, door zuster Maan en de Sterren,
in de hemel hebt U ze gevormd, helder en kostbaar en fraai.
Wees geloofd, mijn Heer, door broeder Wind,
en door lucht en wolk en helder weer en ieder weer,
waardoor U Uw schepselen in stand houdt.
Wees geloofd, mijn Heer, door zuster Water,
die zeer nuttig is en nederig en kostbaar en kuis.
Wees geloofd, mijn Heer, door broeder Vuur,
door wie U de nacht verlicht,
en hij is mooi en vrolijk en krachtig en sterk.
Wees geloofd, mijn Heer, door onze zuster moeder Aarde,
die ons onderhoudt en voor ons zorgt,
en allerlei vruchten voortbrengt met bonte bloemen en kruiden.
Looft en zegent mijn Heer,
en dankt en dient Hem met grote deemoed.

Franciscus van Assisi  (1181-1226)

vertaling: Helene Nolthenius (1920-2000)




dinsdag 13 februari 2018


Dinsdag
13
februari


Zeeuwse Ballade

Het Zwin bij Sluis is werkelijk een schitterende plek
Het brede strand bij Groede kan me altijd weer bekoren
Op Tholen tref ik menigmaal een fabuleuze stek
In Vlissingen zal ik me aan geen nieuwbouwmisser storen
En op het Veerse meer sta ik vaak juichend op een dek
Of hang ik – zwaareuforisch – vol van vreugde in het want
Op al die plekken voel ik me fantastisch en te gek
Want Godzijdank ben ik dan niet op Schouwen-Duiveland
In Schapenbout zit ik soms uren vrolijk op een hek
Het zingen van de vogels daar is manna voor mijn oren
De polder bij Othene geeft me kriebels in mijn nek
In Hulst beklim ik jubelend de hoge klokketoren
Ik doe dat altijd in een korte broek en zomerjack:
Van elke hoek en straat weerschijnt het Zeeuwse zonnegloren
Ik ben er graag en zelden ben ik enkel een passant
En tijdens al mijn reizen tref ik nooit een Zeeuwse vrek
Want Godzijdank ben ik dan niet op Schouwen-Duiveland

De Westerschelde kabbelt en geen vrachtschip vaart er lek
De Deltawerken maken heel dit prachtgebied herboren
Het water is er kerig en de dammen zijn er strek
En aan de oevers kun je fijne streekproducten scoren
Ik noem hier specifiek het veelgeprezen Zeeuwse Spek
Dat eet ik graag in Zoutelande aan de waterkant
Ik eet er vele kilo’s maar krijg nooit een klepgebrek
Want Godzijdank ben ik dan niet op Schouwen-Duiveland

Prinsheerlijk is het leven en al ga ik ooit verloren
Of steken woeste Vikinghorden mijn chalet in brand
Of sterf ik op een stedentrip, het zal me echt niet storen
Want Godzijdank ben ik dan niet op Schouwen-Duiveland

Peter Knipmeijer



maandag 12 februari 2018


Maandag
12
februari

 De grijze met het tijdglas
wacht gebogen
op de afgesproken plaats.
Over zwart, sober ijs
nadert te schaats
de vale met de zeis.

Hendrik van Teylingen (1938-1998)
Uit: de baron fietst rond

zondag 11 februari 2018


Zondag
11
februari

Antoine

In deze winternacht

is de gracht belegd
met een kruimige vacht
van bierschuim en licht.


Geƫerde Stoffeerder,
zend thans uw borduurders.
Stuur uwe woerden
en eenden in horden.


Roep op uit de wakken.
Laat ze haast maken.
Dat al wat kan kwaken
guirlanden trappele


rondom de bijt

waarin Antoine, door de hik
van de wal gewipt,
allengs berijpt.

Hendrik van Teylingen (1938-1998)