donderdag 1 december 2016

Vrijdag

2

December


Polderland

De verten komen eindeloos mij tegen,
gaan door mij heen en achter mij teloor.
Ik rijd zo blank langs altijd weer nieuwe wegen,
recht en gelukkig, en weet niet waarvoor
ik zoveel hemel heb van God gekregen,

met zoveel wolken en met zoveel dromen,
met zo’n oneindig aantal kleuren grijs.
Dit zijn de luchten waar God weer zal komen,
dit is het landschap voor zijn paradijs.

Ach, d’avond valt. – Rijd ik het donker door,
dan is het groot geluid van wind en regen
het enig landschap in mijn diepe oor.


J.W. Schulte Nordholt (1920-1995)

uit: Levend landschap (1950)
Donderdag

1

December


Van uit een nieuwe wereld treedt
een man mij aan met enge kleed,
schittrend zooals ik nimmer zag,
met ’t hoofd zoo stralend als de dag.
Hij heeft geen enkel sieraad aan
van slaafschheid en geen enklen waan,
maar hij is zuiver als een man
naakt opgegroeid maar wezen kan.
Hij heeft den arm in zuivre vuist,
hij heeft het been tot zuivren voet,
en om het trotsch gelaat, gekuischt,
hangt stil en hoog een sterke gloed.
*
Van uit een nieuwe wereld treedt
een vrouw mij toe met hangend kleed,
zoo helder als ik nimmer zag,
het oog zoo stralend als de dag.
Zij heeft geen enkel sieraad aan
van schuwheid, en geen enklen waan,
maar zij is zuiver als een glas,
alsof ze zoo geboren was.
Haar arm is in een zuivren hoek,
in schoone stralen valt haar doek,
en om haar schoon gelaat, gezond,
speelt ’t helderst licht van keel en mond.

Herman Gorter (1864-1927)