donderdag 16 maart 2017

Donderdag
16
maart


De tovenaar

Dit gaat over een tovenaar.
Die man kan bijna alles, maar
niet toveren en dat is raar!
Zo loopt zijn goede naam gevaar.

Hij vraagt om raad bij heksje Saar.
Die schudt wat drankjes door elkaar
en mompelt iets van: l’art pour l’art,
vraagt 50 euro en is klaar.

En ook de sterrenwichelaar,
de melkboer en de zangleraar,
de smid, de duivelskunstenaar,
zij krijgen het niet voor elkaar.

’t Probleem lijkt onbehandelbaar.
die arme, arme tovenaar
zit met zijn handen in het haar:
en vindt het leven vreselijk zwaar.

Tot slot wordt hij maar goochelaar,
treedt op voor menig' kinderschaar
in Zwolle, Leiden, Wassenaar,
het wordt een groot succes zowaar.

En op een dag in Zevenaar,
(een prachtig trucje was net klaar),
roept door de zaal een kind, zomaar:
“Die man lijkt wel een tovenaar!”

En zo voelt onze twijfelaar,
de treuze- en de weifelaar,
zich niet zozeer een tovenaar,
maar wèl een levenskunstenaar.


Rudy de Menthère

woensdag 15 maart 2017

Woensdag
15
maart


Spoeddebat
Je zou je regelrecht in Artis wanen:
een kleine kikker kwaakt en blaast zich op,
luid toegejuicht door kippen zonder kop,
de ezels huilen krokodilletranen.

Een zevenslaper zit discreet te snurken,
een zwartekousenkraai krast ach en wee,
de ratelslang heeft weer eens geen idee,
maar wijt in stilte alles aan de Turken.

Ziedaar een blik in ’s lands vergaderzaal,
het onderwerp is de cultuur ditmaal.

Jan Boerstoel (1944)
uit: Veel werk (2000)

zondag 12 maart 2017

Zondag
12
maart

Eerste lentedag

Weer de lente. De verbijsterde oogen,
Falende in het winters bleek gezicht,
Zien de huizen en de bruggebogen
Op en neer gaan in het wankel licht.

Zien en zien niet door de duizelingen
Van de weer oneindige rivier;
Zon en water kruisen daar hun klingen
En het hart is bonzend en niet hier.

Weer een lente en de haar bitter-eigen
Zilte geur, die langs de kaden glijdt.
Is ’t het tij, dat stroomopwaarts komt stijgen –
Of de zeelucht van de eeuwigheid?


J.C. Bloem (1887-1966)