woensdag 3 augustus 2016

Woensdag

3

Augustus


Gescheiden

Den zomernacht die hen zo diep ontroert
zal hij wellicht, zij nimmermeer vergeten;
hij was als zij: verwonderd en vervoerd,
zij niet als hij: gepijnigd en verbeten.

Een strelende arm die om een hals zich snoert
is wel een band, maar niet voor het geweten:
zij kunnen zalig zijn, van de aarde ontvoerd,
en verder nooit iets van elkander weten.

Maar eenmaal komt een zomernacht als deze
dat ze in een ster of in een vogelkreet
het uur herkennen dat geheel hun wezen

deed rillen van een bovenaards genot,
om te verkeren in 't onzegbaar leed
der eenzaamheid. Dan zijn zij rijp voor God.




Jan van Nijlen (1884-1965)

zondag 31 juli 2016

Zondag

31

juli

De tortel

Zijn lied klinkt dof van uit de hoge linden.
Het lijkt wel of hij iets met nadruk vraagt
of iemand roept; hij kan de rust niet vinden.
Dichters beweren dat de tortel klaagt.

De dieren die de tere tortel horen
maken zich om dit schor gezang niet druk
en zoeken niet in het eenzelvig koeren
een zin van heimwee naar vergaan geluk.

Alleen de mens wil weten en begrijpen,
zoekt steeds naar reden, oorzaak of begin.
De zomer bloeit en de eerste vruchten rijpen,
het is zo stil; misschien heeft niets een zin.




Jan van Nijlen (1884-1965)