zondag 4 mei 2025

  

zondag

4

mei

 

Maria van de vluchtende moeders


En het geschiedde in de dagen van Asad, in Syrië,

dat mensen vluchtten uit hun stad, en uit hun huizen.

Zo ook Mirjam die zwanger was en terwijl ze moest vluchten

de bommen om haar oren hoorde suizen.

.

Ze stond op ’t punt haar kindje te gaan baren

en ze voelde zich zo eenzaam en verloren.

Want er was nergens plek, niet eens een bed,

waar haar baby kon worden geboren

.

Ze kreeg haar baby tussen kermen en zuchten

en ze had het zich zo anders voorgesteld.

Ze had haar kindje een wereld vol geluk beloofd,

zonder schreeuwen, zonder kermen en geweld.

.

Ze zag zijn oogjes en hoorde hem huilen

en ze hoorde het gedonder en gegil.

En ze smeekte om vrede op aarde

voor de mensen van goede wil.

.

En Maria streek over haar haren,

hield haar vast en streelde haar gezicht.

En toen de bom opnieuw op de mensen viel,

nam ze haar en haar kindje voor altijd mee naar het licht.

.

En het geschiedde dat er honger was in Afrika

en mensen vluchtten uit hun stad, en uit hun land.

Zo ook Mariah die zwanger was en terwijl ze moest vluchten

in een wankel bootje was beland.

.

Ze stond op ’t punt haar kindje te gaan baren

en ze voelde zich zo eenzaam en verloren.

Want er was nergens plek, niet eens een bed,

waar haar baby kon worden geboren.

.

Ze kreeg haar baby tussen huizenhoge golven

en ze had het zich zo anders voorgesteld.

Ze had haar kindje een wereld vol geluk beloofd,

zonder schreeuwen, zonder kermen en geweld.

.

Ze zag zijn oogjes en hoorde hem huilen

en ze hoorde de angstkreet en gegil

En ze smeekte om vrede op aarde

voor de mensen van goede wil.

.

En Maria streek over haar haren,

hield haar vast en streelde haar gezicht.

En toen het water het bootje overspoelde,

nam ze haar en haar kindje voor altijd mee naar het licht.

 

uit De Maria Monologen; Elise Mannah, Elly Zuiderveld, Ineke Ter Heege en Henk Doest

woensdag 23 april 2025

 

woensdag

23

April

Pasen

Een diep verdriet dat ons is aangedaan
kan soms, na bittere tranen, onverwacht
gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan,
op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag.
Waar onderdijks een stukje moestuin lag
met boerse rijtjes primula’s verfraaid,
zag ik, zondags getooid, een kindje staan.
Het wees en wees en keek mij stralend aan.
De maartse regen had het ’s nachts gedaan:
daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.

 

Ida Gerhardt (1905-1997)



zaterdag 12 april 2025

 

zaterdag

12

April

De kleine hoop


Het geloof waar ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.

Geloof, dat verwondert me niet.
Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig,
in de zon en de maan en de sterren aan de hemel
en in 't gewemel
van de vissen in rivieren,
en in alle dieren,
en in het hart van de mens, zegt God,
dat het diepste is
en het meest in het kind
dat het liefste is
dat ik ooit heb geschapen.
In alles wat boven en onder is
ben ik zo luisterrijk aanwezig,
dat geloven, zegt God, in mijn ogen
geen wonder is.

Ook liefde verwondert me niet, zegt God.
Er is onder de mensen zoveel verdriet,
soms niet te stelpen,
dat je toch vanzelf ziet
hoe ze elkaar moeten helpen.
Ze zouden wel harten van steen
moeten hebben als ze voor een
die tekort heeft het brood
niet uit hun mond zouden sparen.
Nee, liefde, zegt God, dat verwondert me niet.

Maar wat me verwondert, zegt God, is de hoop.
Daar ben ik van ondersteboven.
Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat
en ze geloven
dat het morgen allemaal omslaat.
Wat een wonder is er niet voor nodig
dat zij dat kleine hoopje hoop
nooit als overbodig
ervaren
maar met voorzichtige gebaren
in hun hand en in hun hart bewaren,
een vlammetje dat keer op keer weer
wankelt en dreigt neer te slaan
maar altijd weer weet op te staan,
en nooit wil doven.
Soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven.

Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt: die vrouwen houen
haar bij de hand,
die wijzen de weg.
Maar daarvan heb ik meer verstand,
zegt God, ik zeg:
het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft
en al hun heen en weer geloop
licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop
- je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms dat het zo onooglijk is -
het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.

Het geloof, zegt God, waar ik het meest van hou,
de liefde waar ik het meest van hou, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Liefde, dat is geen wonder.
Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven.
Ikzelf zegt God, ik ben ervan ondersteboven.




Charles Péguy (1873-1914)



woensdag 9 april 2025

 

woensdag

9

april

Groeten uit Griekenland

Dag Mien, dag schat, en ben ik in Athene
en heb ik in de plakka kreeft gegeten
en dat bij god vannacht ook wél geweten.
De plee vol kakkerlakken op me tenen.

Er valt hier niets te zien als stomme stenen
en word je door de muggen opgevreten
en daarna door de vliegen zwart gescheten
en door de zon vet schizofreen geschenen.

Ik heb me nog een koeros aangeschaft,
een oeros met een k ervoor, een grote,
als je n'm ziet denk je echt van marmer.

Wel afgedongen, zeg maar afgeblaft.
Maar voor de rest vind ik de oudheid klote.
En morgen, lieve Mien, wordt het nóg warmer.




Frédéric Bastet (1926-2008)
uit: Kwadraat en cirkel (Conserve, 2007)