dinsdag
16
September
De zaak Reinaerd Vos (Fragment)
Reinaerd ging verder: 'Vorst Lioen.
U mag alles met mij doen,
hoe sterk mijn zaak ook is, zelfs nú
is het laatste woord aan u.
Wie zal u dan tegenspreken?
U kunt mij maken en mij breken,
koken, braden, smoren, stomen
en ik kan het niet voorkomen.
Ieder dier doet wat ú zegt.
U bent sterk en ik ... niet echt,
u hebt steun, ik sta alleen.
Sla mij dood, waar moet ik heen?
Ik ben eenvoudig geen partij.'
Nu rees, net toen Vos dit zei,
overeind Belijn de ram
samen met zijn ooi, madam
('dame') Awie, aan zijn zij
en zei: 'kom Awie, nou wij!
... Allemaal! Naar voren komen!'
Bruun had familie meegenomen,
Tybeert kwam (met één blind oog) en
Ysengrim (zo wreed bedrogen),
Fortadent het everzwijn,
verder heer Raaf Tiecelijn,
Pancer Bever en Bruneel,
dan de bunzing Puteneel,
Blancaert Bok, Brisaert de stier,
Cuwaert haas, dat schuwe dier,
eekhoorn Heer Rosseel, de knager,
en de roerdomp, lang niet mager,
wezel, zijn Fine, ook samen hier,
Cantecleer en kinders (vier)
fladderend, ziedend driftig, met
Cleenebejach tot slot (de fret).
Ze kwamen eensgezind naar voren
om hun stem te laten horen,
en schreeuwden zich publiekelijk schor:
Reinaerd Vos móést in de nor.
Zo'n proces zag men maar zelden.
Wat ze over vos vertelden,
hoe hij dier voor dier te lijf ging,
'tartte iedere beschrijving,'
stelt degene die het hoorde.
Maar dit alles onder woorden
brengen wat gezegd werd toen,
punt voor punt, valt niet te doen.
Ik vat het samen allemaal.
[…]
Harrie Geelen (1939-2025)
uit: De zaak Reinaerd Vos (In de Knipscheer,
2025)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten