zaterdag 28 december 2024

 

zaterdag

28

december

Dolce far niente

Ik lig in Hollands dierbaar duin,
     Zoo zacht in 't lauwe zand,
En naast mij zit een blozend kind,
     Een dochter van het strand.

Een zilvren wolkje speelt en drijft
     Aan 's hemels blauwen boog;
En zoele vrede straalt en daalt
     Op aarde van omhoog.

Het zilvren wolkje lacht en lokt,
     Als riep het: ‘o ga meê,
Reis met mij naar een beter land,
     Ver over zee bij zee!

Zeg, knaap, indien ge eens vleuglen hadt,
     Zeg, vloodt gij de aarde niet?
't Is heerlijk in dees vrije lucht,
     In 't grensloos wolkgebied.’

Maar ik — ik lig in Hollands duin,
     Zoo goed in 't lauwe zand,
En naast mij zit een blozend kind,
     Een aardig kind van 't strand....

Neen, schoon ik, wolkje, met u meê
     Mocht vliên naar 't schoonste land....
'k Ben nu te lui, 'k heb nu te lief,
     'k Bleef liggen hier in 't zand.




P.A. de Génestet (1829-1861)



 

zaterdag

21

december

Onze Trouwdag

December de een en twintigste?
Hoe heb je dat zo bedacht?
Ze bloosde lieftallig en fluisterde:
Dat is toch de langste nacht?

John O'Mill (1915-2005)
uit: Rollicky Rhymes (1957)



woensdag 11 december 2024

 

woensdag

11

december

 

VERPLEEGHUIS


Zo'n plaats waar je liever niet, maar

als het thuis niet meer

omdat er door je hoofd te veel verleden

slingert, dan liever hier dan elders.

 

Dit huis slaat zijn armen veilig

om je heen. Je mag er tijd verliezen,

door bezoekers wakker worden gekust

en beesten strelen in de patio.

 

Terwijl je woorden moe van het bedoelen

worden, zinnen zich vergeten

en je lippen een geheimtaal vinden,

waait in je al meer stilte aan, totdat –

 

En tot die tijd, ook als je dat niet meer beseft,

hangen in je eigen kamer boven het bed

de foto's van alle dierbaren, je kleinkinderen

lachend. Aan jou, hoe dan ook, gehecht –

 

 

 

Uit: Idioom van geluk (Uitgeverij Kontrast/Poeziefonds Open, 2016)
© Inge Boulonois

 

Inge Boulonois (1945-2024)



donderdag 5 december 2024

 

donderdag

5

december

 

Sint Nicolaas 1938

Weer doen wij ons aan marsepein tegoed:
al ligt de wereld machteloos te bloeden,
God zal òns feest, òns Neerland wel behoeden.
o, Sinterklaas, wij waren braaf en zoet!

Verstop de krant, die riekt naar rook en bloed:
nòg walmt de puinhoop, nòg zwiept ginds de roede
en striemt den Jood; wij kunnen ’t niet verhoeden …
o, speculaas, o, marsepein, zo zoet!

Vanavond deert ons vluchteling noch beul,
wij zoeken slechts bij koek en snoepgoed heul,
en lezen, voor ’t naar bed gaan, ’t woord des Heren,

dat ons, als steeds, weer ernstig stemt en sticht,
maar verder vrijlaat en tot niets verplicht
zolang wij koek en snoepgoed niet ontberen.

 

Zo was het in 1938. Is het nu anders? Met Wilders, Marjolein Faber, Victor Orban, Marie Le Pen, Giorgia Meloni, Trump….




A. Marja (1917-1964)



zondag 24 november 2024

 

zondag

24

november

 Op een bank in Artis

Op een bank in Artis
zitten ze met hun drieën,
overgewipt uit het tehuis
voor joodse bejaarden. Eens
waren ze moeders, hadden
ze een man, familie. Dat was vroeger, daar
wordt over gezwegen. Nu
praten ze met dunne
roestige stemmen alleen
nog over hun kwalen
en wat er gisteravond
op de televisie was.
Tussen dieren in kooien,
bloeiende struiken, rode
en gele tulpen, omdrenteld
door tientallen gezinnen,
staren ze voor zich uit:
dochters van de 19-de eeuwse
assimilatie die hen toen ze naar
het voorbeeld van de revolutie
met smaak haar eigen kinderen vrat,
in een kwaadaardige vlaag
van goedertierenheid heeft gespaard.




Hanny Michaelis (1922-2007)



zaterdag 23 november 2024

 

zaterdag

23

november

Het nufje

'k Behoef geen vinger uit te steeken,
Huishouding word my niet geleerd;
Waar zou ik dan myn hoofd meê breeken,
Wyl Moeder niets van my begeert?

Op 't Kostschool leerde ik bezigheden,
Geschikt voor lieden van fatsoen;
Wat fransche taal, wat fransche zeden,
En meerder heb ik niet van doen.

Ik kan wat danssen, zo wat zingen,
'k Speel zo, dat my myn Vader prysts:
Ik kan meest al die nutte dingen
Waar in men dames onderwyst.

Ik kan, 't is waar, maar sober schryven,
En 't Hollandsch leezen gaat niet glad;
Maar zie, dit zyn ook tydverdryven
By Groote liên niet hoog geschat.

Kon ik nu maar op Speelpartyen,
Carroussels, en Concerten gaan,
Wat zou de tyd my dan ontglyen,
Die nu voor my schynt stil te staan!

Ik heb wel Goút om zo te leven
Zo als de groote waereld doet;
Maar 'k ben niet hoog genoeg verheven,
En ook 't ontbreekt me aan geld en goed.

'k Zit wat te knoopen, wat te naayen,
En drentel zo wat op en neer;
Maar al dat klunglen, en dat draayen
Verveelt my daaglyks meer en meer.

Zo 'k iemand had om meê te spreeken,
Een Soupirant, of een' vriendin!
Maar niemands liefde is my gebleken,
En vriendschap ken ik even min.

Hoe komt dien dag toch weer ten ende?
Dat weet ik inderdaad nog niet!
Waar op zal zich myn aandagt wenden?
Wagt; ik ga leezen uit verdriet.

Wat heb ik aan 't gegeeuw, het zuchten?
Ik zoek zo 't mooglyk zy 't vermaak.
Ik heb Comedien, en Klugten,
En ook Romans zeer goed van smaak.

Waarom de Jusfertjes meer leezen
Dan arme of wel schatryke liên,
Is door dit voorbeeld klaar beweezen:
't Is, om 't verveelen toch te ontvliên.




Betje Wolff en Aagje Deken
uit: 
Economische liedjes (1781)



dinsdag 12 november 2024

 

dinsdag

12

november

Doorgetrokken verkeersweg

Zijn tram rijdt bellend door de wei.
Hij stapt uit in de mooie kamer
van een oeroude boerderij
die viel onder de slopershamer.

Een stem achter zijn rug zegt: Amen,
en door een blinde muur ziet hij
de boer en diens gezin tezamen
aanvallen op de rijstebrij.

Hij schraapt zijn keel en roept: Goed volk,
maar voelt dat geen van hen het hoort.
Hun zwijgen gaat door merg en been.

Een auto raast over hen heen.
Ze eten streng en ernstig voort,
vervagend in de uitlaatwolk.

 

Hendrik van Teylingen (1938-1998)



maandag 11 november 2024

 

maandag

11

november

Schathuis van bewaring



 

Hier vinden al onze verhalen onderdak

Op dragers of vertaald in nullen en enen.

Wat wás is niet voorbij, want niets is echt verdwenen

Van wat ons stadshart sneller kloppen deed of brak.

 

Hoe fraai en ruim is ons verleden thans behuisd,

Zie hoe de handelsgeest nog pronkt in de façade

Waarachter de historie schuilt in doos of lade,

Gestolde tijd, die ooit van liefde heeft gebruist.

 

Gebrek en welvaart, oorlog, vrede, leed en lief,

’t komt allemaal bijeen in Mokums Stadsarchief.

 

Dit gedicht schreven lezers van het Parool onder leiding van Jan Boerstoel in de zomer van 2007. Van hem zijn de twee openingsregels



zondag 10 november 2024

zondag 3 november 2024

 

zaterdag

2

november

Allerzielen

 

Afscheid nemen

 

Afscheid nemen

is met zachte vingers

wat voorbij is dichtdoen en verpakken

in goede gedachten der herinnering

 

Is verwijlen

bij een brok leven

en stilstaan

op de pieken van pijn en vreugde

 

Afscheid nemen

is met dankbare handen weemoedig meedragen

al wat waard is niet te vergeten......

 

Is moeizaam de draden losmaken

en uit het spinrag der belevenissen loskomen

en achterlaten en niet kunnen vergeten.

 

Dietrich Bonhoeffer (1906-1945)