Zondag
30
30
september
Sicilië
Sicilië, een land om van te
houden,
Met bergen, bossen, meren, een
vulkaan.
Je wordt er nooit getroffen door
de koude
En ’s winters hoef je trui of jas
niet aan.
In kloosters klinken luid de
ochtend-lauden.
De maffia is deel van het
bestaan.
Het is een land van diepe,
donk’re wouden
En liever eet men pasta dan blank
graan.
Ook eert men in dit
land een groot poëet.
Het rijmen heeft dit
volk nooit kunnen laten.
ABAB, het is maar dat
u ’t weet,
En pentameter is de
maat der maten.
Nog éénmaal, opdat u
het niet vergeet:
Sonnetten willen wij
hier laten klinken.
Petrarca was de
oorzaak van dit leed.
Het eiland ligt ten
zuiden van de Laars,
Zoals wij op de atlas
kunnen zien.
Men vist hier op de
poon, niet op de baars,
Een meid heet
signorita en geen Mien.
In kerken brandt men
dagelijks een kaars,
Nee,
dat’s onjuist, men brandt er meestal tien!
Is dit een eiland waar
wij willen gaan?
En heeft het steden,
waard om te bezoeken?
Palermo, geeft dat zin
aan ons bestaan?
Dus moeten wij die
reis maar gauw gaan boeken?
Of gaan we liever naar
Koog aan de Zaan?
Hier volgt dan nu het
Siciliaans kwatrijn.
Als basis van
gedichten kan het dienen.
Het oogt wat mager,
als goedkope wijn,
Maar niet zo slecht
dat ik hier sta te grienen.
Het einde van dit al
verklarend lied:
Sicilië, een land om
van te houden.
Maar toch, ABAB, dat
is het niet!
Frans Woortmeijer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten