dinsdag 24 november 2020

 

dinsdag

24

november

 

LIJCAÖN

Dat andre Dichters vrij van Alexander zingen;
  Men heffe van Achill, of wel van Cesar aan:

  Ik doe die Helden recht, hun roem zal nooit vergaan,
Maar thans heeft eedler stof mijne ader doen ontspringen.

Ik zing den moedigsten van alle stervelingen.

  Ja dappre Lijcaön, ik zal wat groots bestaan;
  Verrukt, verbaasd, bekoord, om duizend wonderdaân,
Zal ik uw’ helden-kruin met eeuwig loof omringen.

  Meld dan mijn Zangeres, meld wat zijn arm bestond,

  Toen zich die andre Mars voor ’t spits des Vijands vond,
Beziel mij, zo ik ooit uw’ invloed heb genooten!

  Hoort Eeuwen! hij ontbloot zijn nooit verwonnen staal,

  Hij zwaait het om zijn hoofd tot zes of zevenmaal,
En… ‘wel? wat deed hij toen?’ ’t is waarlijk mij ontschooten.

 

Juliana Cornelia de Lannoy (1738-1782)




Geen opmerkingen:

Een reactie posten