maandag
8
juli
De sluis
De stilte en koelte waren weergekeerd,
Het nachtlijk feest lag als een glas versmeten.
— Ik heb dit late donker nooit vergeten,
Want deze dingen blijven ongedeerd.
Een ongeweten, innerlijk geweld
Had naar een zwart kanaal mij heengedreven.
— Het was het uur, dat de wiekslag van ’t leven
Weer trilt in die de slaap heeft neergeveld.
Daar hoorde ik het vervoerende geruis:
— Wateren, die van vóór de tijden bronden,
Bezweringen van lang-gestorven monden —
Het zachte stromen door de nauwe sluis.
Ik stond, alleen gebleven, ongekend,
In doodlijke verrukking opgetogen,
Naar onweerstaanbre diepten neergezogen,
Gebannen in het ademloos moment.
— Toen werden ’t water grijzer en de straat,
En ging hun nachtelijk geheim verloren,
En boven donkre huizen werd geboren
Een kille en groezelige dageraad.
J.C. Bloem (1887-1966)
uit: Media vita (1931)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten