vrijdag
28
juni
Het vergeet-mij-nietje
Ik zal de achteruitgang prijzen
Als planten uit de dood herrijzen,
Gebluste kleuren weer gaan gloeien
En dorre heesters weer gaan bloeien;
Als regen weer ten hemel stijgt,
Gesnoeid gewas zijn vorm herkrijgt,
Geholpen door des tuinders hand,
Die brandnetels heeft teruggeplant,
Die mest wegnam, en liter voor liter
Het water opzoog met een gieter;
Die vruchten aan de bomen hing
En de slak terugzet waar hij 'm ving.
Bij het teruggaan in de tijd
Blijkt het Liesje zonder vlijt,
De Prijs onteerd, het hele stelletje,
Waaronder het Vergeet-mij-welletje,
Gaat van achteren naar voren:
De Dovenetel kan weer horen,
Geen Schade huist meer in de Nacht,
De Hondsdraf is tot staan gebracht.
Zie de gekapte bomen groeien,
Zie 't koeltje met de blaren stoeien
Die van de grond af naar de takken
Omhooggaan en er blijven plakken.
De tuinder, nog vermoeid maar vlug,
Harkt onkruid in het perk terug
Dat van de compost werd gehaald
Nadat de rook was neergedaald.
En gaat hij straks weer rugwaarts henen,
Dan is zijn moeheid ook verdwenen;
Maar eerst zijn er nog zware taken,
Zoals het gras weer langer maken.
De klimop daalt, het ooft wordt kleiner,
De bloem wordt knop, de twijgjes fijner,
Dan kruipen alle planten traag
En eenzaam in de grond omlaag.
Waarop de tuinder aan komt draven
Om het zaaizaad uit te graven;
Er zitten ook wat zaden tussen
Die uitgespuugd zijn door de mussen.
Vervolgens gaan de tere zaadjes
Zorgvuldig in de juiste laadjes.
Dan loopt de tuinder achteruit,
Zie hoe hij blij zijn schuurtje sluit.
Maar voor 't vertrek wordt nog discreet
de vogelverschrikker uitgekleed;
Nu ligt de grond weer woest en ledig,
Stil en verlaten, maar ook vredig.
Rudy Kousbroek (1929-2010)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten