maandag
27
mei
Drie liederen uit V přírodě op. 63 - Antonin Dvořák
(1841-1904)
3. Žitné pole
Velden tarwe,
tarwevelden,
Zo uitbundig rijpt
het graan!
Muzikanten zijn de
pluimen
van de halmen die er
staan.
Hoor het ritselen en
ruisen:
zijdezachtjes suist
de wind.
Warm en gul is de
omhelzing
als de zon het koren
mint.
Zoemend zweeft het
bijtje
Dat een fladderende
vlinder ziet.
Krekel laat zijn
spotroep horen
maar de kwartel hoort
hem niet.
Velden tarwe,
tarwevelden
zo uitbundig rijpt
het graan.
Ik ga zingen en mijn
stem wil
met mijn ziel uit
dansen gaan.
tekst Vítěslav Hálek (1835-1874)
Vertaling: Christiaan Winter/Hanneke van Vliet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten