Zondag
20
maart
Wie heeft het kwaad
geschapen?
O bron van hoop, o kiem van zwarte ellende!
Wie heeft het kwaad geschapen en den nood,
wie schimmel en het giftig duivelsbrood,
wie schurftig zaad, der driften dolle bende?
Wie haat en nijd, de paarse, de ongemende?
Wie ziekte en pest, en de angsten van den dood?
Wie wanhoop en verraad en 't gloeiend lood
des twijfels; wie den drang naar 't onbekende?
Wie heeft het kwaad omtooverd met genot,
en 't na doen sleepen rouw en walg en lijden?
Wie zond de straf en uitzicht op bevrijden?
Kom in deze onrust mij te hulp, mijn God;
ontsluit voor mij de poorten van 't begrijpen;
laat voor mijn ziel de vrucht der kennis rijpen.
O bron van hoop, o kiem van zwarte ellende!
Wie heeft het kwaad geschapen en den nood,
wie schimmel en het giftig duivelsbrood,
wie schurftig zaad, der driften dolle bende?
Wie haat en nijd, de paarse, de ongemende?
Wie ziekte en pest, en de angsten van den dood?
Wie wanhoop en verraad en 't gloeiend lood
des twijfels; wie den drang naar 't onbekende?
Wie heeft het kwaad omtooverd met genot,
en 't na doen sleepen rouw en walg en lijden?
Wie zond de straf en uitzicht op bevrijden?
Kom in deze onrust mij te hulp, mijn God;
ontsluit voor mij de poorten van 't begrijpen;
laat voor mijn ziel de vrucht der kennis rijpen.