zaterdag 27 januari 2018

Zaterdag
27
januari


Ik ben de blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan,
Daar komen vreemde kind'ren van.
Raban! Raban! Raban!

Ik ben een blauwbilgorgel
Ik lust alleen maar korgel,
Behalve als de nachtuil krijst,
Dan eet ik riep en rimmelrijst.
Rabijst! Rabijst! Rabijst!

Ik ben een blauwbilgorgel,
Als ik niet wok of worgel,
Dan lig ik languit in de zon
En knoester met mijn knezidon.
Rabon! Rabon! Rabon!

Ik ben een blauwbilgorgel
Eens sterf ik aan de schorgel,
En schrompel als een kriks ineen
En word een blauwe kiezelsteen.
Ga heen! Ga heen! Ga heen!


Cees Buddingh (1918-1985)

donderdag 25 januari 2018

Donderdag
25
januari

Krijg nou de hik
Homeopathica?
Kwakzalverij, mijnheer!
Zelden bevorderlijk
Voor het herstel

Neem nou zo'n middel als
Oscillococcinum
Had je de griep niet
Dan kreeg je hem wel


Arjan Keene+

dinsdag 23 januari 2018

Dinsdag
23
januari

Epigram

Glas, zegt men, is visceus
zodat het na eeuwen in een raam uitzakt.
Maar de mens zakt al op school uit
omdat geen dier hem uitfluit.

Een vraagstuk, de mens dat
het liefst op een keukenstoel
in de zon naast de huisdeur
onder het raam

een haring schoon gaat zitten maken.

O mensheid, o haring.

Frank Koenegracht

maandag 22 januari 2018

Maandag
22
januari


Dromen van Johanna

Is het niet net of de nacht je juist een hak zet als je op je tenen loopt
Hier zitten wij verslagen, waar wij allen op een feest hadden gehoopt
En Louise heeft een hand vol regen, die ze jou als sneeuw verkoopt
Licht flikkert in de kamer hiernaast
Terwijl hier de verwarmingspijp blaast
En de radio speelt zacht en zonder haast
En er is niets, helemaal niets wat mij verbaast
Alleen Louise, verstrengeld en verdoofd
En deze dromen van Johanna die stromen door mijn hoofd

Dames doen aan blindeman op het verlaten speelterrein
En meisjes voor de nacht, praten zacht van avontuurtjes op de D-trein
En hoor de nachtwacht klikt zijn zaklamp aan en twijfelt aan zijn nieuwste medicijn
Louise is teder, is dichtbij
Breekbaar als een spiegelbeeld is zij
En maakt het nog eens duidelijk voor mij
Johanna is er niet bij
O, de geest van de lamp licht op achter de huid van haar gezicht
Waar voor de dromen van Johanna het mijne is gezwicht

Kleine man de weg kwijt vindt zichzelf een kunstenaar
Als hij te koop loopt met zijn wanhoop en flirt met het gevaar
En als haar naam ter sprake komt praat hij over een afscheidskus van haar
Hij spuit al zijn gal  zo nutteloos te zijn en al
Mopperend tegen het kristal
En ik sta in de hal
O de gedachtegang was zwaar maar iets heeft mij tot hier gebracht
En deze dromen van Johanna dragen mij voorbij de nacht

Achter deuren van musea is vergankelijkheid de aanklacht
Klinken stemmen: dit is dus verlossing als je maar genoeg geduld betracht
Maar Mona Lisa had de blues, je kunt het zien aan de manier waarop ze lacht
Kijk hoe een muurbloem bevriest
Terwijl hier een huidcrème dame niest
En luister hoe er één met hangsnor kniest
Ik zie mijn knieën niet hoe triest
O juwelen en gouden munten hangen om een ezels hals
Maar door de dromen van Johanna klinken zij nog eens zo vals

De dealer fluistert met de barones en ja zij heeft een budget voor hem
Noem  er één, zegt zij, die hier geen parasiet is en ik zeg een gebed voor hem
En waar Louise zegt: niet alles tegelijk, spreidt zij zelf haar bed voor hem
En heeft Madonna zich nog niet geopenbaard en zie de lege kooi stort in elkaar
Waar eens haar mantel op de planken viel voor haar
En terwijl de violist zich waagt op het trottoir
En schrijft wat gescheiden was is nu weer bij elkaar
Achter op de viskar die men laadt vol kaviaar
Spat mijn bewustzijn uit elkaar
O harmonica's spelen de allerhoogste noot en flarden mist
En deze dromen van Johanna zijn nu alles wat er is

Tekst Bob Dylan,

                                              
Vertaling Ernst Jansz                                                 


zondag 21 januari 2018

Zondag
21
januari

Een zakdoek in de oceaan

tijdens het stillezen
een snikhete zomerdag 1948
stapte hij opeens de bank uit
liep naar voren naar de wereldkaart
doopte zijn zakdoek in de oceaan
depte daarmee aandachtig het voorhoofd
liep bedaard terug naar zijn plaats
en las toen zichtbaar verfrist verder.

Harry Scholten (1936-1987)
uit: ‘Een zakdoek in de oceaan’ (1973