zaterdag 17 augustus 2013

Zaterdag
17
Augustus

Lof van het onkruid
Godlof dat onkruid niet vergaat.
Het nestelt zich in spleet en steen,
Breekt door beton en asfalt heen,
bevolkt de voegen van de straat.

Achter de stoomwals valt weer zaad.
De berenklauw grijpt om zich heen.
En waar een bom zijn trechter slaat,
is straks de distel algemeen.

Als hebzucht alles heeft geslecht,
straalt het klein hoefblad op de vaalt
en wordt door brandnetels vertaald:

'Gij, die miljoenen hebt ontrecht:
Zij komen-uw berekening faalt.'
Het onkruid wint het laatst gevecht.

Ida Gerhardt
Uit: Vijf vuurstenen.

vrijdag 16 augustus 2013

Vrijdag
16
Augustus

Kortheid des Levens

Het menselijk geslacht valt als de blaadren af:
Wij worden en vergaan, - de wieg grenst aan het graf. -
Daartussen speelt een droom een treurspel met het harte;
De smart wijkt voor de vreugd, de vreugd weer voor de smarte;
De koning klimt ten troon, de slaaf buigt voor hem neer;
De dood blaast op het spel, - en beiden zijn niet meer.
- --oOo-- -

Rhijvis Feith (1753-1825)


 

donderdag 15 augustus 2013

Donderdag
15
Augustus

Geef mij eenmaal, het deert mij niet hoe kort,
De vrede van een hart dat niets meer schort.

Zo bad ik, toen ik jong was, in mijn nood.
Is, wat ik vroeg, iets anders dan de dood?

Maar ik wist het niet en achter tred en lust
Was 't ene, dat ik steeds begeerde, rust.

Nu, wetend dat mijn hart het leven wil
Wordt de oude ontbering eind'lijk in mij stil.

Wat mij zo smartelijk gescheiden scheen,
Onrust en rust, ik voel hen beide in één.

Dit is de vrede; een diep en helder licht
Doorglanst mijn zacht gepeins, mijn stil gezicht.
P.N.van Eijck

(Uit: Verzameld werk , Amsterdam 1958)

woensdag 14 augustus 2013

Woensdag
14
Augustus

Men menge
in een royaal gemeten mate
rivierkreeft
met gepelde
roze garnalen en
bepleure de mengeling
minstens zo royaal
met mayo

Jules Deelder

dinsdag 13 augustus 2013

Dinsdag
13
Augustus

De daad

Wie is het die de zwarte voren
in golvend goud veranderen doet.
Wie mesten en maaien het koren
Wie is het die de wereld voedt?
Dat zijn de paarden en de ploegers
Dat zijn de zweters en de zwoegers
Dat zijn de zaaiers van het zaad,
Dat is de daad!
Wie graaft de glinsterende kolen
Wie schept het schitterende zout
Wie haalt uit diepe duistre holen
Het gele glanzend zachte goud?
Dat zijn zij die in het donker graven,
Dat zijn de slovers en de slaven
Dat is de zwarte kameraad
Dat is de daad!

Wie zijn het die de wereld tooien,
Met hunne wapperende vlag
Die rode bloesems om zich strooien
Gelijk een eeuwige lentedag?
Dat zijn de werkers en de wakers
Dat zijn de sterken en de stakers
Dat zijn de mannen van de straat
Dat is de daad!
En wier hunne vaandels vlechten
Tot ene rozerode band
Die voor een nieuwe wereld vechten
En sterven voor het beloofde land
Dat zijn de muiters en de makkers
Dat zijn de rooie, rooie rakkers
Dat zijn de slopers van de staat.
Dat is de daad!
C.S.Adema-van Scheltema

Uit: Stilte en Strijd, 1909

maandag 12 augustus 2013

Maandag
12
Augustus

Geen dag kan zo beginnen

Geen dag kan zo beginnen,
als deze dag begon;
ik kwam mijn kamer binnen
en daar was enkel zon.

De klok was staan gebleven,
maar ik vroeg naar geen uur;
de tijd was opgeheven,
daar was slechts licht en duur.

En duur en licht en luister;
de winter was voorbij;
in rouwfloers sloop het duister
en vluchtte weg van mij.

De zon op drup en perel,
viel over knop en tak;
en voor me zong de merel
op buurmans pannendak.

Geen dag kan zo beginnen,
als deze dag begon:
ik kwam mijn kamer binnen
en daar was enkel zon.




Jac. van Hattum (1900-1981) 

zondag 11 augustus 2013

Zondag
11
Augustus

Uitvaart

De Here had deze keer weer eens genomen en
met grote droefenis hadden wij kennis gegeven
en vertrokken wij om 2 uur van het sterfhuis.

In de eerste volgauto's zwijgend de mannen:
iets van aartsvaders hadden ze - hoewel de meesten
toch maar gewoon kantoorbediende waren.

Daarna onder troosteloze hoeden de vrouwen,
in het volle ornaat van de trieste frigiditeit
die recht op een stoel in de hemel geeft.

Maar waarom reed daarachter nu dat rode autootje
met die luidzingende chinees?




Riekus Waskowsky (1932-1977)