vrijdag 25 oktober 2013

Vrijdag
11
Oktober


Jeugdzonde

Ooit speelde ik een middag Zwarte Piet
En liet mijn hoofd met schmink heel donker maken.
Ik diende Sint. Ik deed heel trouw mijn taken,
Zong hard mee met het ‘Zie de stoomboot’-lied. 

En had een kind als hij mij zag verdriet
Dan gaf ik snoep. Dat liet zo’n kind zich smaken.
Zo wist ik menig kinderhart te raken
En kreeg ook van hun ouders veel krediet.

Nu, jaren later, blijkt dat ik die dag 
Een deel was van racistische praktijken.
Uit vrije wil. Ik ben dus flink van slag.

Ik liet mij als een knecht van Sint bekijken 
En kon zo op een slaaf van blanken lijken. 
Hoe stom dat ik dat destijds nog niet zag.


Hans Manders

donderdag 24 oktober 2013

Donderdag
24
Oktober


Voor mekaar

Vroeger hield ik alleen van je ogen.
Nu ook van de kraaiepootjes ernaast.
Zoals er in een oud woord als meedogen
meer gaat dan in een nieuw. Vroeger was er alleen haast

om te hebben wat je had, elke keer weer.
Vroeger was er alleen maar nu. Nu is er ook toen.
Er is meer om van te houden.
Er zijn meer manieren om dat te doen.

Zelfs niets doen is er daar één van.
Gewoon bij mekaar zitten met een boek.
Of niet bij mekaar, in 't cafè om de hoek.

Of mekaar een paar dagen niet zien
en mekaar missen. Maar altijd mekaar,
nu toch al bijna zeven jaar.


~Herman de Coninck (1944-1997)

dinsdag 22 oktober 2013

Woensdag
23
Oktober
 
Spotlied op de vegetariërs 
 
Vegetariërs zijn lieden, 
Die 't gebruik van melk verbieden. 
Weldra zal men niet gedoogen 
Dat de moeders kindren zogen. 
Kindren moeten zich vergasten 
Aan gefiltereerde kwasten. 
Alle zuigelingen staken 
Als ze daarmee kennis maken. 
En het menschdom gaat ten onder 
Door dat zeuren en gedonder. 
Want 't is zoo deftig, 't is zoo fijn 
Vegetariër te zijn. 
 
Vegetarisch adem halen 
Is je middel tegen kwalen; 
Ademhalen door een netje 
Is ons allernieuwste pretje, 
Want het is ons streng verboden 
Zelfs bakteriën te dooden. 
Om zoo'n beest niet in te slikken 
Moet de menschheid dan maar stikken. 
En het vangen van de vlooien 
Wordt ons mettertijd verbooien. 
Want 't is zoo deftig, 't is zoo fijn 
Vegetariër te zijn. 
 

Niemand draagt meer beenen knoopen, 
Gaat op leêren zolen loopen. 
Leer en been zijn beide zaken 
Die we van de dieren maken. 
Tandenborstels zijn verboden, 
Daarvoor moet men beesten dooden. 
Aan zoo'n borstel zitten haren 
Die weleer van varkens waren. 
Weg met alle wollen kleeren, 
Daarvoor moet men schapen scheren; 
Kleeren kan men dan niet koopen .... 
Gaan we in Godsnaam nakend loopen. 
Ja, we zullen zoo verdwazen 
Dat we in de wei gaan grazen. 
Want 't is zoo deftig, 't is zoo fijn 
Vegetariër te zijn.


Koos Speenhof (1869-1945)

zondag 20 oktober 2013

Zondag
20
Oktober


"Spotlied op de vegetariers" 


Vegetariers zijn mensen, die de mensen anders wensen
Daarom eten zij slechts planten, net als grote olifanten
Zij zijn bang van dooie koeien, want die kunnen niet meer loeien
Beesten doden om te eten, noemen ze van Godvergeten
't Is zo best en 't is zo fijn, vegetarier te zijn

In hun reine restauratie, is voor arm en rijk een plaatsie
Overal, tot in de keuken, hangen Christelijke spreuken
Die de ziel zo zeer versterken en zo spijsverterend werken
Ons voor overdaad behoeden, ons met idealen voeden
Want 't is zo deftig, 't is zo fijn, vegetarier te zijn

Zondags bonen, 's maandags bonen, dinsdags bonen, 's woensdags bonen
Donderdags gepofte bonen, vrijdags bonen, altijd bonen
Zaterdags gestoofde bonen, God bewaart je voor die bonen
Bonen eten is 't beste, tot we bonen zijn ten leste
Want 't is zo deftig, 't is zo fijn, vegetarier te zijn

Voor een heel klein beetje duiten, ga je je aan pap te buiten
Voor een paar onnozele centen eet je appelen met krenten
Soep van blaren, pas gevallen, met mahoniehouten ballen
Meisjes met verboden konen, brengen je je porsie bonen
Vriendelijk kijken is er nodig, fooien geven overbodig
Want 't is zo deftig, 't is zo fijn, vegetarier te zijn

Vegetariers zijn lieden, die een ander wat verbieden
Vegetariers zijn poppen, die zich vol met groente stoppen
't Zal nog zover met ze komen, dat ze nestelen in de bomen
Dat ze dooie blaren eten, voor de rust van hun geweten
Want, 't is zo deftig, 't is zo fijn, vegetarier te zijn...
 

Koos Speenhof (1869-1945)