Dinsdag
19
december
Wanneer het lichaam
ginds hoog in een boom zal hangen
Toen ik mijn eenge zoon op Gods gebod ging slachten
liet hij het blinkend mes plots uit mijn handen slaan;
wat zal hij doen, mijn vriend, als zij U villen gaan
en krijgt gij wel den tijd die engel af te wachten?
Wanneer het lichaam ginds hoog in een boom zal hangen,
dan valt Uw veege ziel, ellendig tot den dood,
de diepte in, voorgoed, maar niet in mijnen schoot,
en barst de wereld los in psalm- en vreugdezangen.
Nu laat gij nog vandaag uw rijke tafels dekken,
en niemand van mijn volk wordt aan den disch genood;
er valt geen kruimel af voor Christen of voor Jood.
Maar eenmaal komt de tijd dat u de honden lekken,
dan zult gij, als de vrek, in vuur en dorst bezwijken,
en zal geen vinger u een druppel water reiken.
(Anoniem)
In
de illegale pers circuleerde dit gedicht als een van Drie sonnetten op den 50en verjaardag
van den Heer A. Mussert. Het is, voor zover ik heb kunnen
nagaan, altijd anoniem gebleven. De doorgaans goed geïnformeerde website Het geheugen van
Nederland classificeert het bijvoorbeeld als zodanig.