zaterdag 8 februari 2020


zaterdag
8
februari

Li Wenliang (12-10-1986 – 7-2-2020)

Hij was de eerste die het had ontdekt:
Een virus dat verdacht veel leek op SARS
Het plaatselijk gezag ageerde bars
Want 'valse praatjes' worden niet gelekt

Een klokkenluider van het eerste uur
Werd effectief het zwijgen opgelegd –
Naar weken later bleek zeer onterecht –
Zo gaat dat eenmaal in een dictatuur

Voor slachtoffers was dat een hard gelag
Het virus kon zich immers snel verspreiden
Pas toen besloot de staat het te bestrijden
De WHO coiffeerde het gezag

Chinese burgers zien Wenliang als held
Maar niet Jinping, voor wie de massa telt




Manuel van Baarsen



vrijdag 7 februari 2020

vrijdag
7
februari


Corona

Even duurt ons leven
maar de dood duurt
alle levens lang

Ook als wij mensen
goden worden zullen
Mors en Mars blijven bestaan

En dat is alle goden zij dank
en ondanks onze mogelijkheden
om ons bestaan op deze Planeet A

ad infinitum voort te laten gaan
Want wat wij bijkans ondode
stervelingen nog altijd niet

beseffen: de Dood is niet onze
ergste vijand als wel des
levens grootste bondgenoot

Alles gaat voorbij opdat
op Moeder Aarde
zolang er water is

en frisse lucht
het hemels vuur
zijn adem vindt

in de natuur
Wie oprecht bekommerd
is om al wat ruist en bruist

in alle atomaire kernen
van ons diverse bestaan
heeft oneindig meer te vrezen

van Xi´s China, Trump’s USA
van Huawei, Google, Alibaba
Facebook, Amazon en Coca-Cola

dan van eender welk Corona-
virus dat in een ommedraai
een einde maakt aan de

onsterfelijke pretenties
van de menselijke
waan


Serge van Duijnhoven (1970)

5-2-20


donderdag 6 februari 2020


donderdag
6
februari

Gedichten van anderen

Lauw is mijn aandacht voor gedichten van anderen.
Ik heb ze in mijn boekenkast, zoals kaneel en curry
in het kruidenrek. Hoe vaak heb je bij het koken
saffraan van doen? Gedroogde limoenblaadjes?

Maar mijn eigen gedichten, dat is peper en zout.
Twee vaatjes die na de maaltijd op tafel blijven staan.
Het zout der aarde? Nou, dan denk ik aan mijn werk.
Zo ijdel. Natuurlijk weet ik, net zoals jullie, beter.

Want lauw is de aandacht van anderen voor mijn gedichten.
Daar heb je Goudeseune weer, zoals muskaatnoot in puree.
Af en toe best lekker. Niet overdrijven. Een mespunt.

Als dit gedicht een sonnet wil zijn, dan moet ik nog
drie regels. Maar eigenlijk is het klaar, jullie kunnen alvast
de wijn inschenken. Dat jullie tafelmanieren mogen hebben.


Koenraad Goudeseune (1965)
uit: Vrachtbrief (2019)



woensdag 5 februari 2020


woensdag
5
februari
Witte zwanen zwarte zwanen

Vaarwel O Engeland, mijn Leeuwenhart.
Dag Keltische barden, Saksische zuipers.
Grappenmakers, wetenschappers, filosofen.
Shakespeare en Turner, Newton en Darwin,
Thomas Tallis en Kate Bush.
Reizigers van poolkap tot poolkap, bevrijders van Nederland,
eeuwenlang de maatstaf
van alles wat goed en geestig was
op de kleine televisie van mijn moeder.


Wie zag dit aankomen? Eerlijk gezegd,
je had het altijd al in je:
hooligans, Margaret Thatcher, lauw bier,
koude friet, doorkijkbloesjes van nylon met gouddraad.


Het eiland roeit slingerend weg, met Benny Hill aan de riemen.
Ik hoor dat muziekje erbij.
Het begon met King Arthur en eindigt met Nigel Farage.
Engeland is gesloten, de sleutel is gebroken.
It grieves me to see you like this.


Alexis de Roode (1970)







maandag 3 februari 2020


maandag
3
februari

Christus als hovenier

Zij dacht dat het de hovenier was. Johannes 20:15

Eén Rembrandt kende als kind ik goed:
de Christus met de grote hoed
wandelend in de ochtendstond.
En, naar erbij geschreven stond:
Hij was een hovenier.

En nòg laat ik mijn tranen gaan
als in de gaarde ik Hem zie staan,
en – wat terzijde – in stille schrik
die éne, zij die dacht als ik:
Het was de hovenier.

O kinderdroom van groen en goud –
géén die ontnam wat ik behoud.
De laatste hoven naderen schier
en ijler wordt de ochtend hier.

Hij is de hovenier.



Ida Gerhardt (1905-1997)



zondag 2 februari 2020


zondag
2
februari

Ter uitnodiging

Volmaakte vreê van ’t landelijke rusten:

een brief, een boek, en dan de grammofoon…
Het grasveld is geschoren, de einder schoon,
de vijver uitgediept, geregeld onze lusten.


De zwanen varen traagzaam langs de kusten,

Loh’ngrins onzeker van der Jonkvrouw’ woon,
maar God woont hier met zijn papieren kroon,
en deze rust is een volmaakt berusten.


Ik zend u dit sonnet met een tros druiven,

onze eerste: niet onmooglijk nog wat zuur.


Kom spoedig met ons leven, met ons wuiven

de zwanen toe, klassiek, in ’t schemeruur.


Kom voelen hoe de zorgen vàn u schuiven,

met de allerlaatste zucht naar ’t Avontuur.


E. du Perron (1899-1940)
uit: Parlando (1930)