Zaterdag
16
juli
Nu volgen een tweetal copla’s van Bas Boekelo, die
je alleen begrijpt als je een leuke discussie op het Vrije Vers gelezen hebt.
De discussie begint met het gedicht “Opa” van Rudy Menthère (hier: 29 juni)(http://www.hetvrijevers.nl/index.php/forum/10-Sonnetten/13091-opa#19830)
Naar aanleiding van dit gedicht en de commentaren
daarop, ontspint zich een discussie onder de titel Poëziefobie (http://www.hetvrijevers.nl/index.php/forum/3-Doe-een-suggestie/13095-po%C3%ABziefobie#19860)
waarvan de twee onderstaande copla’s deel uit maken.
De maan op retour zendt haar schimmige stralen
Langs vensters met stukkend en zwartverweerd glas
Verlangt naar de tijd toen ook zij nog begeerd was
Maar ziet er slechts lui die de huur niet betalen
Die slijten hun tijd met een zooi idealen
Het pand is versleten, vervuild en verkleurd
Behang op de muur is poëtisch gescheurd
Maar maan, mens en pand zijn alreeds aan ’t verschralen
Langs vensters met stukkend en zwartverweerd glas
Verlangt naar de tijd toen ook zij nog begeerd was
Maar ziet er slechts lui die de huur niet betalen
Die slijten hun tijd met een zooi idealen
Het pand is versleten, vervuild en verkleurd
Behang op de muur is poëtisch gescheurd
Maar maan, mens en pand zijn alreeds aan ’t verschralen
22-6-2016
Bas Boekelo
Beweging ontstond tussen drijfnatte muren
De berenklauw stond naast het onkruid manshoog
Ze woven naar sterren in Gods hemelboog
En hadden de slakken en pieren als buren
Ze hadden de tijd en het mocht eeuwig duren
En hebben met liefde de schedel geschraagd
Die ingezakt niet om die stand had gevraagd
Maar schedels die moeten het altijd bezuren
Er wordt niets geplooid en ook niets gladgestreken
Er is slechts het ritme van leven en dood
Behoefte aan leven is overal groot
Natuur is een kracht die ook nimmer blijft steken
Laat drippen en druppen voor ons zijn een teken
Het leven gaat hoe dan ook altijd maar door
Het voedt al het groen op de liggende schoor
En alles wat eerder nog niet is bezweken
De berenklauw stond naast het onkruid manshoog
Ze woven naar sterren in Gods hemelboog
En hadden de slakken en pieren als buren
Ze hadden de tijd en het mocht eeuwig duren
En hebben met liefde de schedel geschraagd
Die ingezakt niet om die stand had gevraagd
Maar schedels die moeten het altijd bezuren
Er wordt niets geplooid en ook niets gladgestreken
Er is slechts het ritme van leven en dood
Behoefte aan leven is overal groot
Natuur is een kracht die ook nimmer blijft steken
Laat drippen en druppen voor ons zijn een teken
Het leven gaat hoe dan ook altijd maar door
Het voedt al het groen op de liggende schoor
En alles wat eerder nog niet is bezweken
23-6-2016
Bas Boekelo