Maandag
6
6
maart
Ik zag een
groot, wit veld met blijde scharen
Van groote
bloemen, die op lange stelen,
Zich door het
zoele windje lieten strelen,
En onbewust van
eigen vreugde waren.
Ik zag ze rustig
in het zonlicht staren,
En met de jonge
zonnestralen spelen.
Ik zag het zoet
gegolf dier bloemenbaren –
O! dat mijn hart
die reine vreugde mocht deelen!
Dat ik die
bloemenvreugd begrijpen kon,
Of wist, waarom
de bloemen, die ik plukte,
Niet langer
straalden in het licht der zon,
Maar angstig
hoofdje tegen hoofdje drukten.
Was het de
scheiding, die hen droef gemaakt had?
Of, dat een
menschenhand ze aangeraakt had?
Jacqueline
v.d.Waals (1868-1922)