Vrijdag
26
26
oktober
Scheutige
Jorden
Jorden reysde
naer Amsterdam te mart
Met een stijve
beurs, en een moedich hart,
Om alle
kostelijckheyt te koopen;
Daer ginck hy
alle winckels deur-loopen
Hy dede langen
silvere lampetten,
Vergulde
schroeven, goude braseletten;
Groote
diamanten van veel caraten
Die keurde hy
nauw voor deur op de straten;
Hy proefde
ringen, of s’ hem oock pasten,
Hy sach
fluweelen, satijnen , damasten
Turcksche
Tapijten, Milaensche neêrbasen,
Schoone
Porceleynen, Veneetsche glasen ,
Spiegels van
ebben-hout, brand-ysers wichtich,
Kopere kroonen
groot en opsichtich:
Hy taelde naer
vermaerde Schilderijen,
Van de beste
Meesters van d’ oude tijen
Van Lucas van
Leyen, of Jan Mabuysen;
Naer lang
geloop deur veelderley huysen,
Naer dat hy ’t
al deur-pluyst en becnoeyt had,
En twintich
winckel-knechts vermoeyt had;
Raet , wat hy
kocht die sinnelijcke Jorden?
—Vier houte
lepels en ses Taffel-borden.
Simon van Beaumont (1574-1654)