zaterdag 8 december 2012


Zaterdag
8
December



Het is goed
Dat het winter is.

Als je
De winter liefhebt,
Mag je
De dood niet schuwen.

Het naakte
Gebeente
Van de boom
Zien
Als het winter is;

Het naakte
Gebeente
Van de boom
Met weten
Doordringen.

Het zijn
Van de boom,

Het
Zeker zijn
Van de dood.

Ik ben
Een boom.

Van groei
Af aan
Ben ik
Van blad
Tot blad
Bekeken.

Toen
Heeft iemand
Een luis
Ontdekt
Op één
Van mij bladeren.

Nu word
Ik omgehakt.

Taal
Vertakt


En het laatste woord

Is een vraag
In de lucht.



Jan Arends (1925-1974)

vrijdag 7 december 2012


Vrijdag
7
December

 Voor Gerrit Kouwenaar




Wie een boom
Tekent
Laat
Het weten
Zien.

Een
Boom
Is geen taal.

Een
Getekende boom
Is taal.

Een
Bijl
Maakt hout
Van de boom.

Zo
Is
Een omgehakte boom
Een daad
Van de taal.



Alles
Wat zegt
Dat de boom
Bestaat
Is
Taal.

Een
Bijl
Maakt hout
Van de boom

Zo
Weet
De bijl
Van de boom
En hout
En bijl.

Zo
Spreken
De handen
Van de mens
Van de boom.




Zo
Is hout
De taal
Van het huis

Zo
Is het woord
De woning
Van
De mens

Als je
Eindelijk kunt zien
Hoe de boom
Vertakt,
Dan is het winter.

Wie
Kwaad doet
Aan de boom
Vindt in mij
Een vertoornde,

Het opperste
Van boosheid.



Wie
Aan de taal komt
Komt aan de mens.

De winter
Is het goede.

De beslotenheid
Van de dag
Als het avond is.

En
Het kijken
In de boom
Naar de kennis
Die je weet,

Het goede
Van warmte,

Het goede
Van vuur.

Het is winter
En het kijkt
In mijn leven
Naar vroeger.

(morgen vervolg)

donderdag 6 december 2012


Donderdag
6
December

Wie brood
Uit de goot
Haalt
Buigt
Voor zijn eten
Jan Arends (1925-1974)

woensdag 5 december 2012


Woensdag
5
December
Ik ben
Vijftig jaar
En geen
Aardige man.

Ik heb
Geen vrouw,
Geen nageslacht
En ik heb veel
Geonaneerd.

Zo besmeur
Ik het brood.

Het stinkt
Van mij.

Ik breng
Waar ik kom
Ellende.

Misschien
Kom ik morgen
Bij u
Met een bijl.

Maar
Schrikt u niet,
Want ik
Ben God.
Jan Arends (1925-1974)




dinsdag 4 december 2012


Dinsdag
4
December
Ik ben een arme man
En ik verdien
Mijn dagelijks brood
In schande.

Ik haal –
Dat is mij opgedragen –
Met emmers
Water uit de regenput
En voel mij schuldig
Omdat ik modder
Op de bodem zie.
En zo begint de dag
Nog voor het kwaad
Ontwaakt is.

Een hand voor mij
Is witter dan een bloem
En het is waar
Dat woorden mij
Vreesachtig maken.

Ik leef zo,
Ik ben zo.

Mijn dag verstrijkt

In regelmaat van schande
Ik ben een arme man
En alle leven doet mij zeer.


Jan Arends (1925-1974)



maandag 3 december 2012


Maandag
3
December


De roofbloemen
Zijn zieker in de nacht
Dan mensen

De roofbloemen
Zijn ongelukkiger
Dan dwangarbeiders

Het roofgras
Verdort
Waar het niet regent

Het regent nooit
Waar het roofgras
Groeien wil.

Alleen wanneer
Haleine komt
Dan leeft het boze gewas
Dan staat het gras
Als liefde
Dan is de boom
Vol schaduw
Dan zijn de bloemen
Rood

Haleine
Is water
En goedheid

Ik heb vannacht
Met Haleine geslapen.
Ik ben de bijzit
Van mijn eigen vlees
Geweest

Ik heb
Onder een donkere maan
Naar een liefelijke
Blauwe lucht
Geslapen.

Twee vogels
Hebben stro
In mijn handen gelegd

Twee vogels
Hebben gefloten
Als fluiten
Als noodweer
Als kwade dagen, in aantocht.
Ze zijn weer weggevlogen.

Alleen Haleine is gebleven

Jazeker,
Haleine verlaat mij niet

Oh,
Als het maar waaien wil
Morgen
Als ik met Haleine
Naar het park ga.

Wij zullen er matrozen zijn
Op het kleinste bootje
Van de wereld.

Ook wil ik
Mijn vlieger oplaten.

Maar als het niet waait
Morgen
Zal mijn vlieger lachen
En dan vertrapt
<!--[endif]-->
<!--[if !mso]-->
<!--[endif]-->
Haleine het bootje

Jan Arends





Jan Arends


<!--[if !mso]-->
<!--[endif]-->

<!--[if !mso]-->
<!--[endif]-->
Jan Arends (1925-1974)


zondag 2 december 2012


Zondag
2
December

Ik mag niet
Het blad eten
Van een boom
Die 700 jaar oud is.

Ik mag wel
Landlopen
En luchtlopen
En waterlopen

Ook mag ik
Stelen
En liegen
En doodslaan

En vooral mag ik
Begeren
Van hetgeen
Mijn naaste
Toebehoort

Maar ik mag niet
Het blad eten
Van een boom
Die 700 jaar oud is.

Jan Arends (1925-1974)