Zaterdag
13
13
januari
Mijn vriend, weet gij niet
Dat al wat wij hier zien
Een weerschijn slechts, een
schaduw is
Van wat ons oog niet schouwen
kan?
Mijn vriend, hoort gij niet
In elk geluid dat ons bereikt
Een zwakke echo slechts, een
weerklank
Van een volmaakte symfonie?
Mijn vriend, kunt ge ook niet
vermoeden
Dat maar één ding op aarde
belangrijk is:
In een stille groet
Worden twee harten één.
We kwamen niet tevergeefs
tesaam,
Niet tevergeefs fluistert als in
Laaiend vuur mijn passie.
Het bedwingen van dit vuur
Staat dat niet borg
kracht der Schepping?
In de hete donk’re krochten
Stromen de wilde golven
Van eeuwige liefde.
Uit de hitte van de kerker
Breng ik van de fladderende
Feniks
Jou de veer.
Licht uit nacht. Uit het
aardedonker
Kan jouw rozenpracht niet glanzend
opstijgen,
Als in dit troebele duister
Niet diep ingebed zat
Jouw oorspronkelijke macht.
Wladimir
Sergewitsch Solowjow (1853-1900)
Uit: Ernste
Gedichten
Duits: Johannes von Guenther, (1886 - 1973)
Vertaling
strofe 1 en 2: Jan Romkes van der Wal (Pylgeralmanak, pastoor te Bolsward) (?)
Vertaling
overige strofen: Frans Woortmeijer, m.m.v. Ari van Buuren