Maandag
8
februari
Machteloos weten
Machteloos
weten, dat wat mateloos
Begeerd
werd en bemind tot onverschillig
Bezit
verdorren kan, dat men onwillig
Nog
streelen blijft, kalm en gedachteloos.
De hand,
die op den stoelrand talmen bleef,
De
goudschampen op het ontbonden haar,
De oogen,
't overal herkenbre paar,
Men
dacht: die heb ik lief, zoolang ik leef.
Het leven
is een weergalooze roover.
Het
aschblond haar, de oogen en de hand:
Alles
bleef uiterlijk onaangerand,
Slechts
van het onvervangbre bleef niets over.
Han. G.
Hoekstra (1906-1988)
uit Panopticum (1946)