Zaterdag
17
November
HET
PORTRET
Aan Wim
Wanneer ik dood ben en de donkren komen,
Geef me 't portret niet mee, dat altijd mij
Ten hoofdeneinde stond en in mijn droomen.
Ik merk er toch niets van. Het is voorbij.
Neen, ik wil niet, dat na de laatste morgen
De beeltenis van dit bemind gelaat,
In een tot molm geworden kist geborgen,
Diep in de muffe grond met mij vergaat.
Doch als ik stervend ben, maar nog niet henen,
Dan wil ik 't
houden in mijn veege hand.
Mijn laatste denken moet nog zijn doorschenen
Door 't liefste waar het zich aan had verpand.
Want ik berust erin. 'k Heb in mijn streven
Naar iedere andre liefde om niet gehaakt -
Door deze
alleen is dit rampzalig leven
Tot onuitsprekelijk geluk gemaakt.
J.C.Boem (1887-1966)
|