zaterdag 19 oktober 2019


zaterdag
19
oktober

Verhaal van een ooggetuige

Zowat driehonderd mannen zitten in een kring.
Het is ijskoud en ze zijn naakt.
Ze beschermen hun blote vrouwen en kinderen
tegen de scherpe zuidpoolwind.
Soms mag een oudere man de kring verlaten
om wat warmte op te doen tussen de vrouwen.
Vaak krijgt hij dan een stukje rauwe vis.
Daarna neemt hij opnieuw zijn plaats in,
want bij de mensen blijven mannen altijd mannen.

Er nadert een helikopter door zeehonden bemand.
Het zijn geleerden, technici en godsgezanten.
Ze maken films en droppen helgekleurde zakken
met voedsel. Er staan goede woorden op de zakken.

Op zeker ogenblik schoudert een zeehond zijn geweer
en hoewel hij weet dat op het doden van mensen
zware straffen staan,
gaande van 500 dollar tot een jaar hechtenis,
legt hij een rechtstaande man,
de mooiste van allen,
neer.


Paul Snoek (1933-1981)
uit: Gedrichten. Gedokumenteerde aktualiteitspoëzie en/of
alternatieve griezelgedichten (1971)



vrijdag 18 oktober 2019


vrijdag
18
oktober

Reis rond de wereld in vierenveertig dagen

Jouw reis rond de wereld in vierenveertig dagen:
Roemenië, Servië, Italië, Parijs, Luik, Edegem;
in Wilrijk, Antwerpen, een witte kist, het niets.

En dat terwijl tussen wieg en graf grosso modo
een langer leven past. Je groeit op, verdient het
om verliefd te worden op het strand van Barcelona,

het noorderlicht in Noorwegen te ontdekken,
je krijgt een kind, of twee, of drie, waarvoor
je zelf wiegeliedjes zingt – nadien pas Napels zien.

Niet dit. We wilden een kans om met jou te praten
over je twee namen, de geur van tientallen
steden in je bloed, over maan en roos en vis.

Niet dit: nog tandeloos en al verloren zoon van Europa,
met je onbekende paspoort en kapotte kompas,
met twee ouders hun adresloze gemis.

Maarten Inghels (1988)



zondag 13 oktober 2019


zondag
13
oktober

Heimwee naar moeders woordenschat

Ach moeder, ik weet zoveel woorden meer
en van de muze honderd lepe wetten
om ze verbluffend naast elkaar te zetten
tot schone larie over duister zeer.


Maar als ik op een avond bij ruig weer
de vangst bijeengaar uit mijn rijmennetten,
de troost schudt uit de kuil van mijn sonnetten,
vind ik mijn stem wel maar mijn hart niet meer.


Geleerde vrienden, die het kunnen weten,
hebben eens de armoe van uw mond verteld
maar geen heeft mij dan tot nog toe geteld


hoe gij met twintig silben mild gemeten
mij meer met wijsheid en geluk vervult
dan mijn orkesttaal zwoegend mij onthult.



Karel Jonckheere (1906-1993)