zaterdag 23 februari 2019


zaterdag
23
februari

‘Stokske van Oldenbarnevelt,

Mijn wens behoede u onverrot,
O Stok en stut, die, geen verrader,
Maar ’s vrijdoms stut en Hollands Vader
Gestut hebt, op dat wreed schavot;
Toen hij voor ’t bloedig zwaard most knielen,
Veroordeeld, als een Seneka,
Door Nero’s haat en ongenâ,
Tot droefenis der braafste zielen.
Gij zult nog, jaren achter-een,
Den uitgangk van dien held getuigen,
En hoe Geweld het Recht dorf buigen,
Tot smaad der onderdrukte Steên.
Hoe dikwijl strekt gij, onder ’t stappen
Naar ’t hof der Staten, stadig aan,
Hem voor een derden voet, in ’t gaan
En klimmen, op de hoge trappen;
Als hij, belast van ouderdom,
Papier en schriften, overleende,
En onder ’t lastig landspak steende!
Wie ging, zo krom gebukt, nooit krom!
Gij rustte van uw trouwe plichten
Na ’t rusten van dien ouden stok,
Geknot door ’s bloedraads bittren wrok:
Nu stut en stijft gij nog mijn dichten.

Joost van den Vondel (1587-1667)



maandag 18 februari 2019


maandag
18
februari

Hebben en Zijn

Op school stonden ze op het bord geschreven,
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven
de ene, werkelijkheid, de andre schijn.


Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
vervuld worden van goddelijke pijn.


Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.


Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgetild.


Ed Hoornik (1910-1970)



zondag 17 februari 2019


zondag
17
februari

Van de drank

De wijn is voor de mens en voor de rapste geesten,
Maar water uit de beek ten dienste van de beesten,
Al wat de wijngaard geeft dat is een schone vrucht,
Om al wat droefheid smaakt te drijven op de vlucht.
Wijn dient van goede reuk en goede smaak te wezen,
Dan nog een klare glans die wordt er in geprezen,
Ook dient hij niet verschraald, maar vers getapt te zijn,
En vocht aldus gesteld dat noem ik goede wijn.
Maar wijn van rode verw dient niet te veel geschonken,
Want ’t maakt de buiken hard in overmaat gedronken.


Ik moet in dit geval de vrienden doen gedinken,
Van al te nieuwe most niet al te veel te drinken,
Want dat en doet de blaas noch ook de mage goed,
Dus gaat niet tot de most met al te rasse spoed
’t Is beter dat de wijn haar klaarheid mag bekomen,
Eer dat ze wat te veel dient in te zijn genomen,
Men heeft van oude tijd die luiden wijs geschat,
Die dronken klare wijn en uit het oudste vat.



Jacob Cats (1577-1660)