vrijdag 15 februari 2019


vrijdag
15
februari

Het vuur aan de schenen
aan Empedokles

Wij bekleden het Zijn met onze verscheidenheid van
todden en opschik. Er is geen leegte en er is geen teveel.
Vuur, aarde, water en de zachte toppen van de lucht:
het Ene, in viervoud zich mengend en dan weer uiteen.


Planten, bomen zijn vol geest en gevoel, mijn moeder
is als regenwolk herboren, zal later goudreinet zijn.
Wat is er dan mis? Waarom die onrust, dat geschrei?
Haat versus liefde – hoe kom je erbij? Het hemelrond


een dek van korrelijs? Heelal in de vorm van een ei?
En onder de grond immervlammende, ziedende brij?
Jou vond ik terug na vijfentwintig eeuwen, vederlicht


zwart lavahart op de kratermond in bevroren sneeuw.
En wat was ik? Luis op jouw zere hoofd? Die sandaal?
O oude Griek – Sapfo was ik, die ook dichtte en sprong.


Anneke Brassinga (1948)
uit: Verborgen tuinen (2019)



maandag 11 februari 2019


maandag
11
februari

De stillen

Eenzaamheids achterdocht, gevoed door waan,
Kweekt groter kwaad dan roekeloos vergeten
Van wetten, waardoor veiligen zich weten
Behoed tegen een snel en stout vergaan.


Wie zonder schaamte geile lust belijden,
Maken zich schuldig, maar zij weten toch
De grootste zondigheid van ’t kwaad te mijden.


Alleen wie, braafheid huichelend, bedrog
Plegen met liefde’s wet en wier gedachten
De vreugde van het arme volk verachten:


Zij zijn de farizeeƫrs aller tijden.

Anton van Duinkerken (1903-1968)
uit: Hart van Brabant (1936)