Maandag
19
19
maart
Werkloosheid
Drie
jaar nu al. Ik kom nog in ‘t gesticht.
Kon ik ze thuis ontslaan van mijn bestaan!
Mijn kleine zusje ziet me nauwelijks aan.
‘t Is of de meid het woord niet tot mij richt.
Kon ik ze thuis ontslaan van mijn bestaan!
Mijn kleine zusje ziet me nauwelijks aan.
‘t Is of de meid het woord niet tot mij richt.
Ieder
leeft op, als ik mijn hielen licht.
Het beste kon ik bij Van Nelle gaan.
Alleen: dan is het met m’n vak gedaan.
Voor leraar krijg ik een te oud gezicht.
Het beste kon ik bij Van Nelle gaan.
Alleen: dan is het met m’n vak gedaan.
Voor leraar krijg ik een te oud gezicht.
Vanmorgen
ben ik naar de kerk geweest.
‘God zal u, als op adelaarsvleugelen dragen.’
Maar ik heb zitten zweten als een beest.
‘God zal u, als op adelaarsvleugelen dragen.’
Maar ik heb zitten zweten als een beest.
Want
steeds zag ik, toen de gemeente zong,
die werkloze, die het raam uitsprong
en, van vier hoog, te pletter is geslagen.
die werkloze, die het raam uitsprong
en, van vier hoog, te pletter is geslagen.
Rotterdam, 1933, 1934, 1935
Ida Gerhardt (1905-1997)
Uit: Sonnetten van een leraar (1951)