donderdag 19 december 2013

Kijk nog maar een keer goed naar het plaatje hierboven, want in werkelijkheid zul je deze prachtige "kreet" van C.S.S.Crone niet meer tegenkomen.
Het huis viel deze week ten offer aan de sloophamer bij de grote renovatiewerkzaamheden rond |Utrecht CS.
Donderdag

19

December

Euthanasia 

In dat geweldige uur, waarin het vege leven
Nog eenmaal - maar hoe zwak - de broze wieken rept,
Wanneer de hoop, nabij de grenzen van haar streven,
Als een gebarsten klok haar laatste slagen klept,

Verlatene dan de ziel haar vleselijke woning,
Die weldra achterblijft, een dienaar zonder heer,
Gelijk de zatte bij, die, zwaar van de' aardsen honing,
Wegvliegt van 't geurge veld door gouden schemersfeer.

Dan geve God zijn rust aan de vermoeide voeten,
Vermoeid van 't zwerven langs der wereld heerlijkheid,
Gezweept door 't dagelijks verlaten en ontmoeten,
Maar nimmer naar een vast en veilig doel geleid.

Rust aan de handen, die zo dikwijls smekend trachtten
De vreugd te grijpen bij haar langswaaienden zoom,
Maar van een koenen greep geweerd door die gedachten:
Dat de vervulling steeds het einde is van een droom.

En rust aan de ogen, die, verblind van 't stof der straten,
Van tranen om het leed der eenzaamheid gedoofd,
Toch nimmer leerden om, ontgoocheld en gelaten,
Het leven te zien gaan voorbij het lustloos hoofd.

En boevenal aan 't hart, dat overal wou wonen,
En nergens wonen kon, daar steeds het elders riep,
Een rust als van wie droomt, gewiegd op verre tonen,
En niets meer voelt dan een bekoring, koel en diep.

Rust, rust en vroom ontzag bij 't grootste der geheimen:
Een mens, om wien nu luwt het wereldse gedruis,
Zoals na lentedag de woeste stormen zwijmen,
En 't hoorbaar stiller wordt rondom het donker huis.

Dat dan één zekerheid hem stervenskracht verlene:
Verzadigd heen te gaan van 's levens koningsmaal,
Opdat hij 't hoofd niet kere en tegen 't kussen wene
Bij 't wrange denken aan den eersten morgenstraal.


J.C.Bloem (uit Het Verlangen)




zondag 15 december 2013

Zondag
15
December

Slavernij

Hebt ge vuisten kloek en sterk,
Hebt ge een harte zacht en goed,
Zijt ge lang geen domme bloed,
Maar de knapste haast in ’t werk,
Zijt gij eerlijk, trouw en braaf,
Leeft ge, wat uw arbeid zij,
Als een vogel, vrij en blij,
Drink dan ‘water,’ zoo als hij -
Anders zijt gij morgen Slaaf!

Ach, hoe menig kloeke hand,
Ach, hoe menig blij gemoed,
Hoe veel harten zacht en goed,
Hoe veel flinkheid en verstand,
Zag ’k verdronken in een glas,
Waar (in steê van 't zuiver nat,
Dat uit bron of duinwel spat)
’t Vloeijend vuur uit kruik of vat,
’t Helsch jenevervocht in was!

Ziet! die ergste slavenbeul
Smeedt zijn kluisters om u heen,
Snerpt zijn zweepslag om uw leên,
Zonder troost ooit, zonder heul! -
Hieldt ge eens tegen Slavernij
Tachtig bange jaren stand,
Krachtig volk van Nederland!
Thàns omsluit u strenger band....
Blanke slaven, vecht u vrij!


Jan Pieter Heije (1809-1876)