zaterdag 14 april 2018


Zaterdag
14
april


All you can eat
1.
Dat is genoeglijk zeg
Uitgebreid tafelen
Lekker gezellig en
Bijna voor nop

Hiep hiep hoera voor het
All-you-can-eat-buffet
Schaamteloos schep ik
M’n bord maar eens op

2.
Bord maar eens opscheppen
Hop naar het viskraampje
Lekker een paling
Een schol en een schar

Strakjes dan pak ik die
Boerengehaktschnitzel
Eerst maar een biertje
Dus op naar de bar

3.
Op naar de barbecue
Wat zal de keuze zijn
Vlees van het varken
Het lam of de os?

Weet je, ik ga voor die
Casselerribkluifjes
Gaandeweg maak ik
Mijn broekriem reeds los

4.
Broekriem reeds losgemaakt
Terug naar de vleesbalie
En naar het bier
Op het buitenterras

Kijk eens wat heerlijk, een
Peperhacheeschotel
Tijd voor mijn zesde
En zevende glas

5.
Zevende glas geleegd
Heb ik mijn taks bereikt?
Nee joh, straks loop ik
Weer snel naar het fust

Is er nog plaats voor een
Dönerkebabbroodje?
Tuurlijk! Zo niet?
Neem ik eventjes rust

6.
Eventjes rustpauze
Klein beetje uitbuiken
Daarom verkies ik
Die sorbet maar niet

Later wellicht nog wat
Stracciatella-ijs
Want de formule blijft
‘All you can eat’

7.
All-you-can-eat-buffet
Boerengehaktschnitzel
Casselerribkluifjes
(Fles uit de kroeg)

Peperhacheeschotel
Dönerkebabbroodje
Stracciatella-ijs
Dat is genoeg!

Remko Koplamp



vrijdag 13 april 2018


Vrijdag
13
april

De zomerwei 


De zomerwei des
ochtends vroeg.

En op een zuchtje
dat hem droeg

vliegt een geel
vlindertje voorbij.

Heer, had het 
hierbij maar gelaten.

M.Vasalis (1909-1998)



donderdag 12 april 2018


Donderdag
12
april

ZIEKENBEZOEK
Mijn vader had een uur lang zitten zwijgen bij mijn bed.
Toen hij zijn hoed had opgezet
zei ik, nou, dit gesprek
is makkelijk te resumeren.
Nee, zei hij, nee toch niet,
je moet het maar eens proberen.

Judith Herzberg (1934)
Uit: Beemdgras (1968)



woensdag 11 april 2018


Woensdag
11
april

Herbst

Die Blätter fallen, fallen wie von weit, 

als welkten in den Himmeln ferne Gärten;
sie fallen mit verneinender Gebärde.

Und in den Nächten fällt die schwere Erde
aus allen Sternen in die Einsamkeit.

Wir alle fallen. Diese Hand da fällt.
Und sieh dir andre an: es ist in allen.

Und doch ist Einer, welcher dieses Fallen
unendlich sanft in seinen Händen hält.


Herfst

De blâren vallen, vallen wijd en zijd 

Als uit des hemels tuinen neergevaren.
Zij vallen met ontkennende gebaren.

En in de nachten valt de zware aarde
Uit alle sterren in de eenzaamheid.

Wij allen vallen. Ook deez’ hand, ze valt.
En zie slechts anderen aan: het is in allen.

Toch is er één die al dit vallen
oneindig zacht in zijne handen  houdt.

R.M.Rilke
Uit: Das Buch der Bilder (1906)



dinsdag 10 april 2018


Dinsdag
10
april


DE GRASSEN

Als ik nog ouder ben, en helderder mijn ogen
door zachte tranen en zacht geluk gewassen zijn,
dan valt veel arbeid stil - dàn zal ik toeven mogen
waar op de zomerwei de hoge grassen zijn.

Veel schoons heb ik aanschouwd, veel zware vreugd gedragen,
en wél was elk seizoen tot aan de rand gevuld;
maar dit vraagt klare rust, de vree van late dagen,
de stilte en de wijsheid van een rijp geduld.

Daar ligt de weide, trillend, schemerend van schrifturen
waarin door de eeuwen eend're wetten staan verteld;
ik zie hen tegen 't blauw in ongebroken uren,
getakte tekenen op een azuren veld.

Oneindig is de rijkdom der verscheidenheden
van haakjes, tittels, lijntjes in het strakke schrift,
soms zwevend overdonsd - bij het naar buiten treden
der bloeisels, grijs op grijs - met stippelende stift.

En ik zal, als een kind, dit langzaam leren lezen,
tot vast in mij geprent de ranke aren staan;
en in het donk're huis zal 's avonds òm mij wezen
de wiegeling der grassen vóór het slapen gaan.

Ida Gerhardt (1905-1997)
uit Buiten schot (1947)

maandag 9 april 2018


9
april

IN HET SCHIP

Te liggen met gesloten ogen
in ’t donkere ruim dat ons omvat
-  een wieg van binten, toegebogen  -
de goede stroom om ’s harten schat.


Eentonig trilt een sidderend schuren
de ketting langs, het krakend hout
slaapt niet - o water, deze ure
wees met het schip en ons vertrouwd,


dat wij tezamen ons bezinnen
hoezeer gij van ons beiden zijt;
want tussen wat wij zó beminnen
en ons is geen gescheidenheid.


Tòt wij ons aan de droom vertrouwen
die diep in ons geborgen is:
’t zeil dat omhoog gaat aan de touwen,
als het weer licht en morgen is.

Ida Gerhardt (1905-1997)
uit: Het Veerhuis (1945)

zondag 8 april 2018


Zondag
8
april

Ogentroost en ereprijs

Ogentroost en ereprijs
- need'rig bloeisel - zijn in mei
open op de grote wei,
wie bij hen één dag wil toeven
zal geen rijkdom meer behoeven;
als de leeuwerik wordt hij vrij,
als de blik van kind'ren wijs -
ogentroost en ereprijs.


Ogentroost en ereprijs -
gláns en zoete artsenij
zijn hun namen allebei;
wie met hen alléén wil wezen,
méér zal hij dan honing lezen;
zóek hen in het vroeg getij,
vind verwond'rings paradijs -
ogentroost en ereprijs.
Ida Gerhardt (1905-1997)
uit: Het Veerhuis (1945)