zaterdag
7
7
maart
Scheren
Over de strakke huid waait zand;
baardloos de kaak van de predikant.
Op het schavot van vel over been
glijdt om geloofswil het mes langs hem
heen.
Het badkamerraam ziet op zolder uit
en op een verkeersbord: een
voorrangsruit.
De wind houdt de blauwe luchtvlag strak.
IJs gloeit in een plas op 't garagedak.
De Heer is mijn herder, 'k heb al wat
mij lust.
De dienaar van 't woord grijnst
ongerust.
Zijn kind, een klein broertje, vraagt
een zoen.
Zijn lippen missen half. Overdoen?
Tonnus
Oosterhoff