donderdag
20
juni
Een wolf en een zachtaardig lam
kwamen eens bij een rivier om te drinken.
Ze dronken op twee verschillende plaatsen:
de wolf meer en het lam minder stroomopwaarts.
Toen zei de wolf: ‘Jij bevuilt voor mij al
het water dat ik wil drinken.’
‘Ach heer,’ antwoordde het lam, ‘wat zegt u daar?
Het water stroomt toch van u naar mij toe.’
‘Welja,’ zei de wolf, ‘scheld je me nu ook nog
uit?’
Het lam antwoordde: ‘Dat doe ik niet, heer.’
‘Dat doe je wel!’ zei de wolf, ‘en dat deed je
vader
vroeger ook al, en al je voorvaderen.’
Het lam zei: ‘Toen was ik nog niet eens geboren.
Waarom moet ik het nu dan ontgelden?’
‘En je gaat maar door ook!’ zei de wolf,
‘me dunkt dat ik je daarvoor moet straffen!’
De wolf scheurde het lam helemaal
aan stukken; dat had het niet verdiend.
Zo vindt een slecht mens altijd wel een aanleiding
om een goed mens kwaad te doen.
Anoniem
uit: Esopet (ca. 1250)